Ga naar de inhoud

Afrika beantwoordt niet direct aan het beeld van een veelbelovend afzetgebied.  Het continent herbergt 32 van de 48 armste landen. Met circa 14% van de wereldbevolking is Afrika slechts goed voor circa 1% van het mondiale BBP.


Met een aandeel van 14% in het wereldhandelsvolume blijft Afrika echter voor zuivelexporteurs een niet te verwaarlozen markt. De afgelopen jaren werd vanuit de EU jaarlijks voor ruim één miljard euro aan boter, kaas, poeders en condens naar diverse Afrikaanse bestemmingen verscheept. Daarmee was Afrika in al zijn armoede toch goed voor bijna een kwart van de door de EU gegenereerde exportwaarde. Inmiddels pikken naast marktleider EU ook andere landen een flink graantje mee, Nieuw-Zeeland en Argentinië voorop.

Structureel melktekort, groeiende handel

Met zo’n 21,5 miljard kg (tweemaal de in Nederland geproduceerde hoeveelheid) bedroeg het Afrikaanse aandeel in de mondiale koemelkproductie in 2005 volgens FAO cijfers 4%. De productie per hoofd ligt op slechts 23 liter (vergelijk Europa met 289 liter). Afrika produceert daarmee zo’n 12% van de door de WHO aanbevolen te consumeren hoeveelheid van 200 liter per hoofd.

Het totale op Afrika gerichte handelsvolume groeit: tussen 2000 en 2004 met ruim 25%. De groei zit met name in vol poeder (+57%). 

Aandeel Nieuw-Zeeland en Argentinië groeit

Uitgedrukt in melkequivalenten, is bijna tweederde van het Afrikaanse importvolume aan boter, poeders, kaas en condens afkomstig uit de EU (2004). In 2000 was dit aandeel nog ruim 80%. De volgende vijf lidstaten nemen ruim driekwart van deze handel voor hun rekening: Nederland (25%), België (17%), Frankrijk (17%), Verenigd Koninkrijk (9%) en Duitsland (8%). Naast de geografische nabijheid (Noord-Afrika) speelt bij de positie van de EU ook de algemeen eurocentrische oriëntatie van Afrika een rol, die voortkomt uit de van oudsher al sterke economische banden tussen beide continenten. Bijna driekwart van de zuivelhandel naar Afrika wordt ingevuld door welgeteld zeven landen. Naast genoemde EU-lidstaten zijn dat Nieuw-Zeeland en Argentinië. Deze twee landen zijn in toenemende mate actief. Hun aandeel in de Afrikahandel groeide tussen 2000 en 2004 relatief fors: dit nam voor Nieuw-Zeeland toe van 7% tot 13% en voor Argentinië van 1% tot 12%.

Vol melkpoeder belangrijkste handelsproduct

Het belangrijkste product in de zuivelhandel naar Afrika is logischerwijs vol melkpoeder, oftewel melk in zijn best transporteerbare en houdbare vorm. In 2004 ging het om circa 400 duizend ton, ofwel 22% van het wereldhandelsvolume. Vol melkpoeder is voor veel Afrikaanse consumenten de meest gebruikelijke toegang tot consumptiemelk en wordt verkocht via winkels en (open) markten, in verpakkingen variërend van zakjes van 6 à 10 g tot blikken van 2,5 kg. Na vol melkpoeder volgen respectievelijk mager melkpoeder en boter, met in 2004 respectievelijke afzetvolumes van 140 en 110 duizend ton. Van beide producten kwam dat jaar circa 13% van het wereldhandelsvolume in Afrika terecht. Voor de internationale condensmarkt betekent Afrika circa 20% van de afzet (zo’n 96 duizend ton in 2004). Kaas tenslotte, speelt in de handel naar Afrika een relatief ondergeschikte rol. De kleine 68 duizend ton in 2004 was slechts goed voor 5% van het wereldhandelsvolume. 

Noord-Afrika zwaartepunt in zuivelafzet

Het zwaartepunt van de op Afrika gerichte zuivelhandel ligt in Noord-Afrika. Deze regio, waar vanwege de olie-inkomsten de gemiddelde koopkracht relatief hoog is, legt beslag op circa 60% van het totale volume. Hoge olieprijzen spelen de afzet in dit deel van Afrika in de kaart. Algerije vormt met afstand de belangrijkste zuivelbestemming in Afrika, goed voor 40% van het afzetvolume in vol melkpoeder, 45% in het mager melkpoeder, 33% in kaas en 12% in boter en boterolie (2004). Het land is een belangrijke factor voor de internationale poedermarkt. De Algerijnse melkpoederimport was tot voor kort een volledige overheidsaangelegenheid, vanwege het strategisch belang voor de voedselvoorziening. Melkpoeder is een belangrijke grondstof voor de lokale voedingsmiddelenindustrie. Slechts de laatste jaren is sprake van enige liberalisering van beleid, waardoor lokale distributeurs hun eigen importkanalen mogen ontwikkelen. Buitenlandse ondernemingen proberen nu voorzichtig voet aan de grond te krijgen. Zo opende het Zweeds-Deense Arla, achteraf bezien onder enigszins ongelukkig gesternte vanwege de spotprent-affaire, begin 2006 een verkoopkantoor in Algiers, om in samenwerking met een lokale importeur de afzet van haar melkpoeder te organiseren. Voorlopig zijn het in vol poeder echter vooral de niet-Europese spelers die fors aandeel winnen. De meeste vol poeder importeerde Algerije in 2004 uit Argentinië, dat haar aandeel binnen een paar jaar zag stijgen tot 35% en daarmee Frankrijk (22%) en Nieuw-Zeeland (15%) ruim voorbleef. Dit illustreert dat de Argentijnen zich wereldwijd vooral in vol poeder steeds nadrukkelijker op belangrijke markten manifesteren.