Ga naar de inhoud

GEMEENSCHAPPELIJK INTERGEWESTELIJK STANDPUNT INZAKE DE HERVORMING VAN DE SUIKERMARKT

1. UITGANGSPUNTEN : ons standpunt berust op een dubbel principe. Het eerste principe berust op de zoektocht naar een evenwichtig systeem dat enerzijds een antwoord biedt aan de maatschappelijke verwachtingen van de Europese burger en aan de technische beperkingen eigen aan de sector en dat anderzijds de ontwikkelingslanden toelaat op een duurzame manier hun eigen productie van suiker te ontwikkelen om hun eigen behoeften te dekken en te beschikken over een toegang tot een stabiele markt tegen lonende prijzen. Het tweede principe is de ontwikkeling van een systeem dat de nodige soepelheid en flexibiliteit biedt aan de EU om zijn productieapparaat snel aan te passen in antwoord op de vraag van een zo onmisbaar product als suiker en dat tegelijkertijd aan de EU de mogelijkheid biedt om aan zijn traditionele leveranciers een significant grotere markttoegang te verlenen zonder dat dit het voortbestaan van de sector in vraag stelt.

2. OPTIE TUSSEN DE OPTIES 3 opties worden door de Europese Commissie naar voor geschoven:

  1. Verderzetten van het bestaande systeem na 2006
  2. Vermindering van de prijzen
  3. 3. Volledige liberalisering
  • Geen enkele van de 3 opties is geschikt: ze zijn alledrie te excessief De liberalisering en de verderzetting van het huidig systeem zijn onhoudbaar. De prijsdaling zonder quota’s is in wezen een tragere omweg naar totale liberalisering. Het is absoluut noodzakelijk om een evenwicht te vinden tussen aanbodbeheersing en meer marktconforme mechanismen. Een combinatie van opties 1 en 2 geniet de voorkeur, gebaseerd meer in het bijzonder op het instrument van de herziening van de prijzen EN het instrument van een herverdeling van het aanbod tussen de EU lidstaten en de preferentiële leveranciers van de EU, met als objectief een evenwicht te bereiken dat beantwoordt aan een politieke keuze, en niet een economisch evenwicht dat onderworpen is aan de wisselvalligheid en de schommelingen van onvolmaakte markten.
  • Op intern vlak impliceert deze keuze het behoud van een aanbodbeheersing binnen Europa en de daling van de interventieprijs op een niveau dat rekening houdt met:
  • onze huidige en toekomstige engagementen in het kader van de WTO;
  • de noodzaak om een voldoende graad van zelfvoorziening te behouden
  • de noodzaak voor een meerderheid van de EU-lidstaten om hun productiepotentieel zo goed mogelijk te benutten
  • de noodzaak om een niveau van compensaties aan de landbouwers te vermijden dat niet draagbaar is voor het budget
  • de noodzaak om een voldoende langetermijnvisie te ontwikkelen om investeringen te verantwoorden (in het bijzonder in de nieuwe lidstaten).

Op extern vlak impliceert deze keuze een betere definitie en verdeling van de preferentiële invoer van suiker zonder daarbij de fundamenten van de bestaande akkoorden met onze traditionele leveranciers in vraag te stellen. In tegenstelling tot wat de Europese Commissie zegt, is de aanpassing van de EBA-modaliteiten (en andere preferentiële programma’s) economisch en politiek niet ondenkbaar voor de EU, noch onaanvaardbaar voor de MOL-landen.

Wat is voor de 13 MOL producenten van suiker onder het EBA initiatief te verkiezen ? – Ofwel blijven genieten van een onbeperkte markttoegang aan nulrecht voor het geheel van hun binnenlandse productie met als gevolg :

  1. een verscherpte onderlinge concurrentie en de uitsluiting van de zwaksten (tegen 400 €/T worden 9 van de 13 landen uitgesloten)
  2. een grote onzekerheid voor landbouwers en consumenten als gevolg van de volatiliteit van de wereldmarktprijzen
  3. de mogelijkheid voor de EU om op elk moment gebruik te maken van de vrijwaringsclausule in het “SAP” (stelsel van algemene preferenties) reglement (art 31 en 32) wanneer de suiker uit deze landen de GMO suiker verstoort of dreigt te verstoren.

Ofwel erkennen dat het EBA instrument in de eerste plaats een ontwikkelingsinstrument is ten voordele van de locale producenten en consumenten, ondersteund door de exportmogelijkheden naar de EU aan lonende prijzen. Dit laatste punt vereist dat deze landen aan aanbodbeheersing doen, ondermeer dankzij het respecteren van een netto exportcapaciteit (het overschot van de binnenlandse productie op de binnenlandse consumptie). Deze benadering maakt mogelijk:

  1. het behoud van een reële onbeperkte markttoegang voor de in aanmerking komende hoeveelheden, zonder de permanente dreiging van een toevlucht tot vrijwaringsmaatregelen
  2. betere garanties qua prijs en in aanmerking komende volumes voor investeerders
  3. een grotere prijsstabiliteit voor producenten en consumenten
  4. een geringere afhankelijkheid van de wispelturigheid van de internationale markten.

Indien men de oorspronkelijke geest van het EBA-initiatief wil behouden en dit voor een meerderheid van de MOL-landen, dringt de tweede benadering zich op . Het is toch ondenkbaar dat men zou weigeren de toepassingsmodaliteiten van dit unieke en excellente initiatief aan te passen, want dit zou impliciet de erkenning inhouden – en dus politiek onaanvaardbaar zijn – van een groeiende onderdrukking, of anders gezegd, een beperkt aantal begunstigden is er op uit om alle voordelen van het initiatief naar zich toe te halen op de rug van de zwaksten onder de MOL-landen.

Dezelfde redenering is toepasbaar op de ACP-landen die onder het suikerprotocol vallen (tegen 400 €/T worden 15 van de 19 landen uitgesloten) of op de Balkanlanden die reeds geraakt worden door de sancties als gevolg van een ongebreidelde toepassing van het bestaande akkoord. Deze benadering bestendigt de mogelijkheid om de preferentiële invoer in de EU progressief te laten toenemen, wat, gekoppeld aan het behoud van een gepast niveau van zelfvoorziening, een gevoelige en progressieve vermindering van de exportsteun voor suiker onderstelt.

Tenslotte, ongeacht de optie die zal weerhouden worden, zal het nodig zijn om tegelijk werk te maken van de ontwikkeling van programma’s voor alternatief gebruik van de biet die, boven hun belang op zich, een regulerende rol kunnen spelen op de volatiele internationale markt van suiker (zoals dit reeds het geval is voor de bio-ethanol programma’s van Brazilië en de USA).

OP ZOEK NAAR EEN MAXIMALE WIN-WIN of: DE MARKTEN VRIJ LATEN FUNCTIONEREN DE WINNAARS EN DE VERLIEZERS VAN DE LIBERALISERING VAN DE SUIKERMARKT

Het objectief van de hervorming van de GMO Suiker is een antwoord geven op de bezorgdheden van een zo groot mogelijk aantal betrokken partijen.

De optie “prijsvermindering”, die de voorkeur geniet van de Europese Commissie, met eliminatie van de quota’s en zonder enige beperking van de preferentiële invoer, is geen antwoord op dit objectief.

Ter herinnering: de optie “prijsvermindering” staat voor een daling van de interne EU prijs van 725 naar +/- 450 €/T met afschaffing van quota’s en het verdwijnen van verschillende leveranciers in Europa, ACP en MOL

De belastingbetaler: vandaag bedraagt het budget voor suiker 1,5 miljard € (750 miljoen € restituties voor ACP suiker en 750 miljoen € restituties voor B suiker gefinancierd door heffingen betaald door de sector). De reële kost voor de belastingbetaler bedraagt dus 750 miljoen €. De Europese Commissie raamt daarentegen de compensatie (met een biet aan 25€/T) op 1 miljard € . Als er geen restituties op B suiker meer zijn, is er ook geen bijdrage van de sector meer om dit miljard te financieren. Idemdito zullen er geen restituties meer zijn voor ACP suiker (winst 750 miljoen €), maar zou men ervan uit kunnen gaan dat deze verliezen voor de ACP en SPS (speciale preferentiële suiker) landen zou moeten gecompenseerd worden [ 1.6 miljoen T X (680 – 450) = 368 miljoen €] . Dit budget zou wellicht ten laste van DG Ontwikkeling vallen, maar is in ieder geval ten laste van de belastingbetaler. De reële kost voor de belastingbetaler zou dus toenemen van 0,75 naar 1,368 miljard €, dus bijna een verdubbeling !

De consumenten: zij zouden de belangrijkste begunstigden van een prijsdaling moeten zijn. Economische studies tonen echter aan dat de overdracht van een prijsdaling « af-fabriek » zeer onvolmaakt is. Slechts een klein gedeelte van de daling zou uiteindelijk ten goede komen van de consument. Men raamt dit op 1,5 % voor verwerkte suiker (70% van het totaal) et 5% voor huishoudsuiker (30% van het totaal). 

Het verwachte voordeel voor de consument beperkt zich dus tot 112,2 miljoen €. Het verschil van 4,287 miljard € (4,400 – 0,112) blijft dus in de handen van de economische operatoren tussen de suikerfabrikanten en de boodschappentas van de gezinnen !

Balans voor de consument – belastingbetaler : 112,2 miljoen winst tegenover een netto stijging van het budget met 618 miljoen €, of een verschil in zijn nadeel van ongeveer 500 miljoen €.

Conclusie : de consument ziet geen noemswaardige daling van de kleinhandelsprijs voor suiker terwijl de belastingbetaler dieper in zijn geldbeugel moet tasten. En dit zonder rekening te houden met eventuele compensaties voor MOL-landen die EBA gebruiken en die hun inkomsten ook zullen zien dalen proportioneel aan de prijsdaling.

De suikerfabrikanten: volgens de Europese Commissie daalt het aantal suikerfabrieken van 135 naar 54 met een verlies van 25.500 directe arbeidsplaatsen en 51.000 indirecte. Merk op dat de verdeling zeer ongelijk is: de sluiting van een fabriek impliceert het verdwijnen van al de producenten in een straal van 100-150 Km, of zij nu performant zijn of niet ! De raffineurs en de isoglucoseproducenten: een mogelijke verdubbeling van het aantal raffinaderijen. Wat de producenten van isoglucose betreft zal alles afhangen van de uiteindelijke prijs van suiker en de evolutie van de graanprijs. Het ziet er nochtans naar uit dat, zonder beperkingen, de isoglucose 6 miljoen ton suiker zou kunnen vervangen (prijs tussen 350 – 380 €/t Iso 55), met alle suikerproducenten (ontwikkeld of niet) in een neerwaartse spiraal, en alle compensaties in een – niet-houdbare – opwaartse spiraal. De agrovoedingsindustrie en de distributie: zie rubriek « consumenten » De traders: de invoer zou stijgen van 1.9 naar 2.5 miljoen T of een toename van het verhandelde volume met 30 %.

De ACP landen: Zonder wijziging van het ACP Suikerprotocol bestaat er geen mogelijkheid om de ingevoerde hoeveelheden te laten toenemen maar de prijzen zullen wel dalen en een groot aantal landen zal uitgesloten worden wanneer de EU prijs een niveau van 450 €/T zou bereiken. Geen enkele garantie voor compensatie en de ontwikkeling van een verscherpte concurrentie tussen de ACP landen. De MOL-landen: hebben onbeperkte mogelijkheid om hun exportvolumes te verhogen, weliswaar tegen lagere prijzen.

Alle MOL-landen worden uitgesloten, behalve Ethiopië, Mozambique, Soedan en Zambia. Verscherpte concurrentie tussen MOL-landen en verplaatsing van hun totale binnenlandse productie naar de EU, gecompenseerd door aankopen tegen wereldmarktprijzen. Winnaars = traders. Het risico van opschorting van de faciliteiten na activering van vrijwaringsclausule.

De Balkanlanden: de huidige situatie spreekt voor zich ! De niet-traditionele leveranciers: winnen niets, omdat de tariefbescherming op ongeveer 30% zal behouden blijven om de CAF-prijs boven de 450 euro of de evenwichtsprijs te brengen. Het milieu: voordeel in de zones waar de productie verdwijnt. Maar grotere risico’s in beperkte zones waar een grotere intensifiëring noodzakelijk zal zijn om winstgevend te blijven. In de gunstige zones zal het schrappen van quota de ontwikkeling van een maximale productie bevorderen en dus de uitbreiding van het productieareaal en/of intensifiëring tot gevolg hebben. Anderzijds is er het risico van monocultuur in de graansector omdat graan zal gebruikt worden voor de productie van ethanol en isoglucose.

De Europese producenten: een aantal verdwijnt volledig: stopzetten van de productie in 14 van de 25 lidstaten. In de 11 overblijvende lidstaten verdwijnen de producenten in zwakke of marginale zones. Alle producenten zien hun inkomen dalen en allen moeten hun volume laten toenemen om hun omzet te behouden. Het gemiddeld inkomen van de producent gaat in dalende lijn omdat alternatieve teelten minder rendabel zijn.

CONCLUSIE

Twee winnaars: de distributie en de schakels stroomafwaarts van de suikerfabrikanten tot aan de consument (niet inbegrepen)

Onduidelijk: de raffineurs en de isoglucoseproducenten.

Vele verliezers: alle anderen.

MERK OP DAT DE ZOGENAAMDE EVENWICHTSPRIJS VAN 450 €/T TOTAAL SPECULATIEF IS. NIETS BELET DAT ALS GEVOLG VAN HET CONCURRENTIE EFFECT DE PRIJS ZICH OP EEN LAGER NIVEAU ZET. ALLE BOVENSTAANDE POSITIEVE EN NEGATIEVE EFFECTEN ZULLEN DAN NOG VERSTERKT WORDEN.

Enkele aanvullende opmerkingen: 

  • Bij de stellingname dat er meer ruimte op de suikermarkt moet komen en dat vermindering van quota daarom bespreekbaar moet zijn plaatst de NAV als kanttekening dat daarvoor een andere opstelling van de Europese Unie binnen het WTO-overleg nodig is. De EU zou zich in de ogen van de NAV harder moeten opstellen tegen dumping van soja en maisglutenvoermeel door de Verenigde Staten. De Europese akkerbouwer zou de teelt van producten waar een overschot van is zoals graan en suiker kunnen verminderen. In ruil zou hij dan in staat moeten worden gesteld om producten te telen waar binnen Europa een tekort van is. Dat gaat met name om producten die rijk zijn aan plantaardig eiwit
  • a better supply management system based on production and import quotas that are more fairly allocated amongst producers. The present quotas allow opportunities for overproduction and exports of European surpluses. We have already seen the limited extent to which the decoupling of farm subsidies and price cuts can help reduce production. a consistent price management system, along with production quotas, is the best way of tackling the EU's "exports dumping". Hence the quotas should drop far enough to signal an end to "exports dumping". They should be established at roughly 80 % of the European domestic market. It means not having to re-export imported sugar. There should be a ban on exporting C sugar at rock-bottom prices.
  • In all event, sugar producers from least developed countries should be allowed to protect their markets. This concerns the quality of life of small farmers, and has a direct bearing on the success of the anti-poverty campaign. The idea is to observe the Millennium Development Objectives. the Common Organisation of the Market is the least unfair system and that the Sugar Protocol is an instrument that should be rationalised and tailored to the new international situation rather than sacrificed. preferential import quotas with zero duties and a guaranteed price so as to align the Sugar Protocol with the EBA initiative. The quota solution is amenable to a review and may be adjusted over the years, unlike a purely free market system. It also avoids the many disputes that could arise owing to the safeguard clauses in a non-quota system. Plus it offers a non-discriminatory solution, the same treatment for all sides. Arbitration between competing countries should be the responsibility of the politicians. the Sugar Protocol should be revised under the current REPA negotiations. The quota for Mauritius should be lowered for the benefit of countries with more effective production costs (Malawi, Zimbabwe, Swaziland). ACP export quotas have to reflect each country's domestic quotas so that all producers may benefit not just the large ones. Access to the European markets also has to be linked to a respect for the fundamental rights of those cutting cane in the fields, who should be paid a decent wage for their work. This calls for a sufficiently high sugar price. It continues to be an invaluable tool for facilitating an inclusive system of trade and for promoting the progress of least developed countries in general. The presumed disappearance of a dynamic African sugar industry is tantamount to a social crime and a case of economic waste due to mismanagement.The REPA negotiations should strive as much as possible to promote refining activities in the sugar producing countries. Ø using sugar beet to make ethanol, with due regard to sustainability and energy balance. This needs to pay beet producers a financially rewarding price and to allocate this production in favour of the family farming system before the industrial one. Ø the debate about subsidies and dumping continues to be extremely relevant but it is not enough. AEFJN urges the European Commission to exert its political influence so that the WTO forum can be used to address the real substantives issues, such as internal price management, world supply management, a fair remuneration for producers in the northern and southern hemispheres and protection for national and regional markets.Consequently, it is up to the European Union to take the initiative as regards a new international agreement for managing the sugar market, with the aim of controlling prices and production thereby completing the unilateral regulatory opportunities.