Ga naar de inhoud

De oudheid

Meer dan 10 000 jaar geleden wordt voor het eerst suikerriet gevonden in Melanesië, in Nieuw-Guinea. De verbouwing breidt zich oostwaarts uit om zo Polynesië te bereiken. In het westen reikt de suikerrietcultuur weldra tot in Indië en China, via Indonesië en de Filipijnen. Aanvankelijk worden de stengels enkel gekauwd. Maar de snuggere Chinezen en Hindoes weten al snel hoe ze het sap van de stengel konden gebruiken. De rietstengels worden uitgeperst en het bekomen sap wordt verdampt op houtvuur. Zo verkrijgen ze een bruine kleverige brij waarin kristallen ontstaan als men de brij laat afkoelen. Deze gekristalliseerde massa noemden ze “Sarkara”.

De Middeleeuwen

Tijdens één van de tochten van Darius in de Indusvallei, ontdekken de Perzen rond 510 v.C. “een stengel die honing geeft zonder de tussenkomst van de bijen”. Zij zorgen voor de verspreiding van de suikerrietteelt aan de oostkust van de Middellandse Zee. De Perzen monopoliseren de verbouwing en eigenen zich het exclusieve recht toe het eindproduct uit te voeren. Verschillende expedities over zee of met karavanen bevorderen de verspreiding van de suikerrietteelt van de Indusvallei tot aan de Zwarte Zee en van de Perzische Golf tot aan de grenzen van de Sahara.

Rond het jaar 600 ontdekken de Perzen een manier om de kristallisatie te verbeteren en, voor de eerste keer, gieten ze de vloeibare massa in kegelvormige dozen. Zo maken ze de eerste suikerbroden die ze “Tabarseth” noemen. In de 7de eeuw vallen de Arabieren Perzië binnen waardoor zij op hun beurt het suikerriet leren kennen en het invoeren in de landen die ze veroveren: Egypte, Rhodos, Cyprus, Noord-Afrika, Zuid-Spanje en Syrië. Ze verbeteren de zuiveringsmethoden van de stroop en bekomen een donkerbruin, kleverig product dat ze “Khurat al Milh” noemen. Herken je in deze term ons woord “karamel”?

Eeuwenlang wordt suiker enkel in de Arabische wereld gewonnen. Toen was suiker nog een luxeproduct van de rijken; vandaar de naam: het witte goud. Suiker zag er toen helemaal niet wit uit, maar was toen een stevige, lichtbruine klomp waar je de gewenste hoeveelheid moest van afhakken.

Het is pas vanaf de 12de eeuw, wanneer de Kruisvaarders uit het Heilig Land allerhande specerijen meebrengen, dat suiker in onze landen bekend raakt. Het nieuwe “kruid” wordt in Europa tegen een zeer hoge prijs verkocht bij de apotheker. Want suiker wordt lange tijd als geneesmiddel beschouwd. Het product krijgt allerlei troetelnamen zoals “candi”, “Madeirasuiker”, “Crac de Montréal” en “suiker uit Barbarije”.

De Renaissance

Ondertussen breekt stilaan de Renaissance aan. De handel bloeit en Venetië zorgt voor de bevoorrading vanuit de landen van het Nabije-Oosten en Oost-Indië. Deze stad wordt de Europese hoofdstad van de suiker en er ontwikkelt zich een centrum van suikerbereiding. In de Middeleeuwen bereikt de suiker Noord-Europa via Brugge maar, na de verzanding van het Zwin, neemt Antwerpen de leiding van de suikerinvoer over. Tijdens de godsdienstoorlogen verplaatst het handels- en productiecentrum zich naar Amsterdam.

Tegen het eind van de 15de eeuw ontdekt Columbus Amerika. Bij zijn tweede reis introduceert hij de cultuur van het suikerriet in San Domingo. Het zou niet lang duren vooraleer het suikerriet geteeld werd in alle Spaanse, Portugese en wat later ook Franse en Engelse kolonies. Vanaf de zestiende eeuw wordt suiker een typisch koloniaal goed. Vooral de Caribische eilanden worden wingewesten van de Europese suikerbaronnen. Slaven worden aangevoerd vanuit Afrika voor de exploitatie van de plantages. De Nederlandse kolonisten introduceren de intensieve teelt van suikerriet in Indonesië en op de eilanden van de Stille Oceaan. Het suikerriet eindigt ten slotte zijn reis om de wereld in de Filippijnen, Hawaï en Oceanië.

Tot in het begin van de 19de eeuw trachten alle Europese landen in hun kolonies voldoende te produceren voor hun eigen verbruik. Zelf staan de moederlanden in voor het raffineren en het verhandelen. Zo ontstaan in alle grote Europese havens talrijke suikerraffinaderijen. Het suikerverbruik kent in Europa dan ook een spectaculaire toename, terwijl de prijs alsmaar afneemt. Haar succes heeft suiker te danken aan de nieuwe voedingsgewoonten van de zeelieden. Die voeren exotische producten als koffie en cacao massaal in. Voltaire schrijft dat “koffie zwart moet zijn als de nacht, warm als de hel en zoet als de liefde”.

Moderne tijden

Begin negentiende eeuw kent de suikerbiet echter zijn Europese doorbraak: de Engelsen willen Napoleon economisch lamleggen en blokkeren de Franse havens en zo de toevoer van rietsuiker. De prijs van suiker wordt onbetaalbaar en dus gaat men op zoek naar vervangmiddelen. Eerst vruchten, honing, druiven en ten slotte wortelen en knollen. Op dat ogenblik grijpt men terug naar de werken van Olivier de Serres, Frans landbouwkundige, die in het begin van de 17de eeuw gewag maakte van de aanwezigheid van kristalliseerbare suiker in bieten. Ook Andreas Marggraf, een Duits chemicus, was er in 1747 reeds in geslaagd het sap uit deze plant te onttrekken en te kristalliseren.Wanneer zijn leerling Karl Achard 40 jaar later Marggraf’s bevindingen herneemt, verbetert hij de cultuur van de suikerbiet.

In 1802 wordt een eerste, experimentele suikerfabriek op poten gezet. De resultaten zijn zo bevredigend dat in Silesië en Bohemen verschillende fabrieken worden opgericht.

In 1812, na vijf jaar onderzoek, slaagt Benjamin Delessert erin nieuwe zuiveringsprocédés te ontwikkelen en de eerste suikerbroden te produceren.

Napoleon ziet meteen de toekomst van deze jonge industrie in. Via een decreet worden duizenden hectaren aan de suikerbietenteelt gewijd. De landbouwers die zich toeleggen op de teelt genieten van diverse voordelen. In België, dat toen tot het Franse Rijk behoorde, werd voornamelijk geëxperimenteerd in Vlaanderen, Brabant en Henegouwen. De eerste Belgische suikerfabriek wordt gevestigd in de verlaten abdij van het Terkamerenbos in Brussel.

Wanneer de handelsblokkades in Europa opnieuw opgeheven worden, stort de handel van bietsuiker ineen. De meeste raffinaderijen sluiten als gevolg van de grote concurrentiestrijd. Tot in 1848 de slavernij in grote delen van de wereld afgeschaft wordt. Daardoor neemt de prijs van rietsuiker toe op een spectaculaire wijze en wordt de bietsuikerproductie opnieuw rendabel.

Pas in 1968 is de suikerindustrie echt op volle toeren gaan draaien. Toch duurde het nog tot begin jaren ’80 vooraleer we in ons land zelfvoorzienend werden voor suiker.

Nu is de Europese Unie de grootste producent van bietsuiker met 80% van de wereldproductie van bietsuiker.