Ga naar de inhoud

Bezig aan een WTO-ronde die rampzalig zal zijn voor de armen

De uitkomst van de krachtmeting – een ondoorzichtig en sommige partijen uitsluitend proces van onderhandelingen – is een raamovereenkomst die de belangen van de sterken beschermt.
Binnen de landbouw is de raamovereenkomst een wettig instrument voor de VS en de EU om hun subsidies in stand te houden. Het is niet anders dan een oefening in het van de ene in de andere doos schuiven, terwijl ondertussen de markten van de ontwikkelingslanden worden opengebroken.

Wat betreft de tarieven voor industriële producten is er wat ruimte voorzien voor de Cancun-tekst, die werd aangenomen en die erg in het voordeel is van de belangen van de ontwikkelde landen, ter heropening en heronderhandeling. Maar volgens Aileen Kwa, politiek analist bij Focus on the Global South, "Om het in de toekomst af te zwakken zou het toekomstige gevecht zoveel te harder zijn aangezien de gehele annex (bedoeld is de op 31-7-2004 overeengekomen Annex  die handelt over NAMA = niet-agrarische markttoegang) een opsomming is van regels om de markten van de ontwikkelingslanden open te trekken op een wijze die in het voordeel is van de industrieën van de VS en de EU, maar die volgens de ACP-landen zal leiden tot de-industrialisering." [ACP = Afrika, Caraïben en Pacific]
Op het vlak van handelsfacilitering deden de ontwikkelingslanden toegevingen door ingrijpende toezeggingen te doen terwijl de [beschikbare] middelen zouden moeten worden ingezet voor meer dringende en meer urgente zorgen.

Zoals Kwa zegt : "Alles bijeen is de tekst een rauwe transactie met het Zuiden. Het is bezig zijn aan een Ronde die rampzalig zal zijn voor de armen."
Voor details over de krachtmeting, de verdeel-en-heers-strategieën en het uitsluitingsproces, die de meerderheid marginaliseerden, zie hieronder.

Krachtmeting, steekpenningen, lokkertjes en bedreigingen door de krachtige naties, maar ook een totaal niet-transparant proces van uitsluiting corrumpeerden de uitkomst van het WTO-handelsoverleg (in de week van 26-31 juli 2004) en het vermogen van de ontwikkelingslanden om hun posities kracht bij te zetten. Hier een beeld van de toegepaste methoden :

KRACHTMETINGEN EN STEEKPENNINGEN

intrekken van hulp

Kenia is een van de krachtigste woordvoerders in de zaak van de ontwikkelingslanden. Enkele dagen voor de juli-vergadering van de WTO, trok de EU zijn hulp in (op 21 juli) ten bedrage van maar even 60,2 miljoen dollar. De reden die werd gegegeven was "de overheersende bestuurssituatie in Kenia", in verband met de wijze waarop de regering een corruptiezaak had afgehandeld. Informele bronnen veronderstelden dat de EU liever niet had dat Kenia "te zelfverzekerd" zou zijn tijdens het overleg.
Dit strookt met de uitspraak van Patricia Hewitt, minister van handel van het VK, dat "het Verenigd Koninkrijk zijn invloed gebruikt om ontwikkelingslanden ervan te overtuigen dat een overeenkomst in hun belang is."

het temmen van de Afrikanen met AGOA III

AGOA is een belangrijk lokmiddel voor sommige kernlanden in Afrika. De Afrikaanse exporten naar de VS namen met 55% toe. De exporten van Kenia naar de VS onder AGOA verdrievoudigden bv. van 45 miljoen dollar in 2001 naar 150 miljoen dollar in 2003. Onder AGOA II moet er een einde komen aan de import van stoffen en garens uit andere landen dan de VS. Dit was een grote zorg voor de Afrikaanse landen omdat de meeste niet langer lokaal hun eigen katoen kunnen verbouwen (als gevolg van de VS-subsidies aan hun katoenboeren) en uit de VS geïmporteerde garens te duur zijn.
Uitgerekend twee weken voor de juli-vergadering van de WTO bekrachtigde president Bush de AGOA III wetgeving (op 13 juli) waardoor de voorzieningen van AGOA werden verlengd van 2008 tot 2015 (AGOA = Africa Growth and Opportunities Act). De wetgeving voorziet erin dat Afrikaanse landen nog eens drie jaar kunnen voortdoen met het importeren van grondstoffen afkomstig van een "derde partij". Dit werd verpakt als een aanzienlijke toegeving aan Afrikaanse landen zoals Kenia. Twee voorstanders van het katoen-initiatief doen ook mee in AGOA – Benin en Mali. De andere landen die in aanmerking komen om textiel te exporteren naar de VS onder AGOA zijn Ghana, Lesotho, Madagascar, Malawi, Mauritius, Mozambique, Niger, Rwanda, Senegal, Zuid-Afrika, Tanzania, Oeganda en Zambia.

het Millennium Challenge Account

Dit ontwikkelingssteunfonds, voor het eerst ter sprake gebracht door Bush in 2002, komt in werking in 2004 en is als een andere wortel voorgehouden. Dit fonds levert in 2004 voor 1 miljard dollar aan hulp voor 16 ontwikkelingslanden. Gedurende de week van het WTO-overleg werden door de VS naar bepaalde ontvangende landen faxen gestuurd om hen eraan te herinneren dat ze die hulp zullen ontvangen.  WTO-lidstaten die hiervoor in aanmerking komen zijn : Benin, Bolivië, Ghana, Madagascar, Mali, Mongolië, Mozambique, Honduras, Lesotho, Nicaragua, Senegal and Sri Lanka. Van betekenis is dat twee van de voorstanders van het "katoen-initiatief" ook deel uitmaken van de lijst nl. Benin en Mali.

quota-toekenningen voor suiker

Suiker is voor sommige landen een belangrijk exportartikel. Op 23 juli, een week voor de juli-vergadering, kondigden de VS zijn quota-toekenningen voor suiker aan voor 40 landen. Dit systeem staat deze landen toe om een vast quotum naar de VS te exporteren tegen een lagere accijns. De grootste begunstigden waren : de Dominikaanse Republiek (185.335 ton), gevolgd door Brazilië (152.691 ton), de Philippijnen (142.160 ton), Australië (87.402 ton), Guatemala (50.546 ton) en Argentinië (45.281 ton).

visa waiver

Onderhandelingen over een visa waiver naar de VS werden afgesloten in de eerste week van juli. Deze visa waiver werd toegekend aan Nigeria. [waiver = verklaring van afstand]

BEDREIGINGEN

US "Food Aid"

De opheffing van de exportsubsidies werd geacht een grote concessie te zijn van de EU tijdens die bijeenkomst. Maar dit EU-aanbod stelt niet veel voor, immers het is afhankelijk gesteld van de wijze waarop de VS omgaan met voedselhulp. De VS van hun kant namen hun toevlucht tot bedreigingen om geen veranderingen te hoeven aanbrengen in hun dumpingpraktijk van voedseloverschotten.
De ontwerptekst van 16 juli 2004 zei dat voedselhulp niet zou worden gebruikt als een mechanisme voor "overschotverkoop".Dit houdt in dat voedselhulp wordt geschonken bij wijze van gift. Dat betekent dat het VS-programma volgens PL480 (Public Law 480, waaronder Food for Peace ressorteert), waarbij aan landen leningen werden gegeven in de vorm van voedsel, op tijden die de VS schikten, aan banden gelegd moet worden.  In antwoord hierop, schreef de USTR [US Trade Representative, de handelsafgevaardigde van de VS] alle landen aan die voedselhulp ontvingen overeenkomstig PL480, met de vraag om zich te verzetten tegen de bewoordingen in de tekst. De impliciete boodschap die zij ontvingen, was dat in die bewoordingen zij geen voedselhulp zouden kunnen krijgen uit de VS. Bij gevolg trad er een breuk op in de eensgezindheid van de Minst Ontwikkelde Landen en ook verschillende andere landen zoals Mongolië, en andere ontwikkelingslanden; zij kozen de zijde van de VS.
 
Japan’s bilaterale hulp
Japan oefende ook druk uit op landen die deelden in haar bilaterale hulpprogramma’s. In de eerste week van juli zond Japan een delegatie naar Genève om andere WTO-lidstaten te ontmoeten. De Japanners vertelden aan hen die hun hulp ontvingen – hoofdzakelijk Aziatische landen –, dat ze niet in moesten gaan tegen Japan’s offensieve belangen, inbegrepen het laten vallen van de Singapore thema’s van de WTO-agenda (investeringen, mededinging en transparantie in regeringsbemiddeling [dit laatste slaat vooral op staatshandelsondernemingen]). Aan hen die hulp ontvingen werd verteld dat de steun die werd gegeven voor de ontwikkeling van hun infrastructuur anders in het geding zou komen. Dit bracht landen ertoe een mildere positie in te nemen nl. dat de drie thema’s zouden vervallen binnen het Doha Werk Programma, maar nog altijd zouden worden behouden binnen de WTO.

HET PROCES VAN UITSLUITING EN EEN SYSTEEM VAN ONDER DRUK ZETTEN

uitsluiting en een proces van slikken of stikken

Gedurende de eerste helft van de week [van 26-31 juli 2004] werden de belangrijke onderhandelingen – landbouw – uitsluitend gevoerd tussen 5 lidstaten, de VS, de EU, Australië, Brazilië en India, de zg. niet-groep van vijf (NG5). Dit deed veel delegaties in het duister tasten. Maar nog belangrijker was dat de hoofdbeslissingen voor de ontwikkelingslanden werden overgelaten aan Brazilië en India. De voorzitter van het landbouwoverleg, de ambassadeur van Nieuw-Zeeland, Tim Groser zei achteloos dat hij bezig was "politieke leiding" te ontvangen van de vijf "betrokken partijen". Zoals een afgevaardigde van een ontwikkelingsland het uitdrukte : "Wij zijn allemaal betrokken partijen!" Zambia’s ambassadeur Love Mtesa omschreef de situatie alsvolgt : "Je wordt buiten beeld gehouden en bent slechts afhankelijk van zo nu en dan uitgereikte mededelingen . . . . inzake overleg zoals dit zou behoren plaats te vinden ten overstaan van een publieke tribune. Er zijn ernstige kloven [verschillen van inzicht] en daar moet passend mee worden omgegaan."
Het herziene 30 juli-ontwerp was het werk van Groser en de uitkomst van de informele en niet in een verslag vastgelegde discussies in de NG5. Het feit dat zij werden uitgesloten [van overleg] was ernstig in het nadeel van de ontwikkellingslanden, die niet de gelegenheid hadden hun posities te benadrukken.
Het 30 juli-ontwerp werd dan verder besproken door een groep van 20 landen in een binnenskamersoverleg dat duurde van vrijdagavond 30 juli tot 8 uur de volgende ochtend. De 20 landen bleken het ontwerp te onderschrijven. Hun amendementen werden teruggekoppeld naar de verschillende groepen – Afrika-groep en de Minst Ontwikkelde Landen, G20 en G33. Echter, in de sfeer van het onder druk zetten van landen en met de mededeling aan hen dat de meer invloedrijke ontwikkelingslanden (in de G20) de tekst reeds hadden aanvaard, was verwerping door een kleine speler uiterst moeilijk.
De landbouwtekst kreeg dus het goedkeuringszegel zelfs al was de tekst een regelrechte bescherming van de subsidies van de VS en de EU.

intense druk achter de schermen : katoen
Samen met lokkertjes en smeergelden bestond de andere tactiek erin de onderhandelaars van de ontwikkelingslanden uit  te putten en hen achter de schermen onder druk te zetten. De ministers van Benin, Burkina Faso, Mali en Tsjaad, voorstanders van het het Katoen-initiatief waren voor een tussenstop in de VS uitgenodigd, voorafgaand aan Genève. Hen werd samenwerking met de VS in het vooruitzicht gesteld op de terreinen van biotechnologie en technische bijstandsprogramma’s.
Op woensdag 28 juli riep Benin als groepsvertegenwoordiger op voor een persconferentie om hun verwachting [de verwachting van de landen van het katoen-initiatief] te benadrukken dat katoen vlug zou worden afgehandeld. Zij zeiden dat zij plooibaarheid hadden getoond door ermee in te stemmen dat katoen deel zou uitmaken van het landbouwoverleg, maar wilden wel dat het met de meeste spoed zou behandeld worden. Donderdagavond werden de vier ministers voor beraad samengeroepen bij de US Trade Representative Zoellick. De ontmoeting duurde tot vier uur de volgende ochtend, toen een of ander "compromis" was bereikt. Na deze gesprekken werd vervolgens het 30 juli-ontwerp om 7 uur vm bekend gemaakt. De tekst verschilde niet van de oude – die de VS-positie omvat die hierin bestaat dat zij 3,7 miljard dollar geven aan 25.000 boeren zonder enige bescherming te bieden voor 12 miljoen West-Afrikaanse boeren. Het enige verschil was de belofte dat de WTO een subcommissie over katoen in het leven zou roepen om de situatie opnieuw te bezien !
In de ontmoeting op vrijdag van de Hoofden van Afvaardiging sprak Benin lovend over de tekst ! Die avond werd er een andere persconferentie belegd door de Katoen-voorstanders. Ditmaal was de woordvoerder van Benin nergens te bekennen. In plaats daarvan sprak namens haar de nieuwe handelsminister van Senegal en verwelkomde de nieuwe tekst.

geen tijd om de tekst te bestuderen of om ruggespraak te houden met hoofdsteden

De eindtekst verscheen op 31 juli 20 uur. Een ontmoeting van de Hoofden van Afvaardiging vond plaats om 22 uur. De gedelegeerden hadden niet genoeg tijd om de tekst terug te koppelen naar hun hoofdsteden of met hun deskundigen overleg te plegen. De tekst werd aangenomen rond middernacht. Het is duidelijk dat de voortgang zo gehaast was dat de onderhandelaars geen tijd hadden om de tekst volledig te bestuderen en nog minder voor een passend debat met de achterban thuis.

VERDEEL-EN-HEERS-TACTIEKEN

het breken van de eenheid van de Afrika-groep

De Afrika-groep was het slachtoffer van verschillende vormen van verdeel-en-heers-tactieken. Een van de onderhandelaars van de Minst Ontwikkelde Landen zei dat sommige Afrikaanse lidstaten waren gecoöpteerd en werden gebruikt om de eenheid in de Afrika-groep te breken.
"De groep was gepenetreerd. Ze hebben op bepaalde mensen in Genève ingewerkt, die daarna werden gebruikt om de groep in verwarring te brengen. Het was daarom moeilijk om consensus te bereiken in de G90 en de Afrika-groep. Inzake katoen waren bv. sommige ambassadeurs gecoöpteerd en hen was verteld niet verstorend te zijn."

Er was ook sprake van een zorgvuldige selectie bij de samenstelling van de landen die zouden samenkomen voor overleg. Zij die de bijeenkomsten organiseerden, nodigden Afrikaanse landen uit die al van gedachten veranderd waren inzake hun standpunt tijdens de Cancun-gesprekken en plaatsten die samen met hen die heftig tegengesteld waren. Het bj de beraadslagingen bijeen plaatsen van de twee groepen droeg bij aan de afbraak van de Afrika-groep. Het drukte ook de stemming bij de groep. Volgens een van de gedelegeerden :
"Wat zij (de sterke landen) de Afrika-groep aandoen, is erg slecht. Zij pogen ze tegen elkaar op te zetten. Zij regelen kleine groepsgesprekken en pikken de Afrikalanden eruit die heftig gekeerd zijn tegen de NAMA-tekst (Non Agricultural Market Access = niet-agrarische markttoegang) en zetten ze in een ruimte met andere Afrikanen die zeer plooibaar zijn. Dit is de tactiek. Natuurlijk doet dat de Afrikaanse eenheid geen goed als de één ja zegt en de ander neen; ze komen uit dezelfde regio."

uitsluiting van de openhartigen in het besluitvormingsproces

In de tweede helft van de week vonden de hoofdonderhandelingen met ongeveer 20 landen binnenskamers plaats en dat duurde tot in de ochtend. En opnieuw waren volgens zeggen de Afrika-vertegenwoordigers zorgvuldig uitgekozen.
"Het thema van de vertegenwoordiging speelt een rol. Sommige van de meer welbespraakte landen waren niet uitgenodigd voor de besloten gesprekken. Zij pogen te verzekeren dat wij nergens een kans krijgen om te spreken. De Afrika-groep was bv. vertegenwoordigd door Mauritius en Marokko bij [het overleg over] handelsfacilitering. Maar die landen staan niet aan onze kant. Daarom gaan de dingen niet goed. Zo is hun strategie."