Ga naar de inhoud

Velen zijn zich nauwelijks bewust hoezeer landbouw en taal onderling samenhangen. Beide zijn directe uitingen van de culturele ontwikkeling van de mens. Ook is er een samenhang tussen culturele diversiteit en biologische diversiteit; zij zijn vaak onscheidbaar en hebben ieder voor zich een evolutie doorgemaakt binnen een bepaalde natuurlijke omgeving.

biodiversiteit en linguïstische diversiteit

Vaak blijkt in gebieden met een grote biodiversiteit ook een grote diversiteit aan talen te bestaan. Dit is zo opvallend dat Daniel Nettle en Suzanne Romaine in hun boek “Uitstervende talen” spreken van ‘biolinguïstische diversiteit’ : “het rijke spectrum van het leven dat alle planten- en diersoorten omvat, tesamen met menselijke culturen en hun talen”.

In veel gevallen geldt ook dat, daar waar een cultuur bedreigd wordt, een taal gevaar loopt uit te sterven en soms ook de biodiversiteit bedreigd wordt. En in zeer veel gevallen blijkt dat de lokale taal en de lokale biodiversiteit onvervangbaar en ook onherstelbaar zijn als ze eenmaal zijn verdwenen.

“Schade aan het milieu heeft net als taaldood wereldwijde gevolgen, maar de last ligt op dit moment grotendeels op de schouders van de bewoners van ontwikkelingslanden, die veelal een zeer hoge mate van biolinguïstische diversiteit herbergen”.


milieucrisis geen op zichzelfstaand gegeven

Een ecosysteem willen behouden zonder aandacht voor het behoud van de lokale taal en cultuur, en dus zonder aandacht voor de mensen die zijn betrokken bij het betreffende ecostysteem, is weinig vruchtbaar. “Onderdeel van de oplossing van de milieucrisis is de instandhouding van lokale ecosystemen door het beheer ervan in handen te geven van de autochtone bevolkingsgroepen die daar leven. Het behoeden en creëren van kleinschalige communale natuurgebieden levert op zijn beurt de nodige steun voor talen en culturen op.”

het belang van talen

“. . . talen leren zien als natuurlijke rijkdommen die zorgvuldig beheerd moeten worden, als onderdeel van de rechtmatige erfenis van iedere bevolkingsgroep, en als onderdeel van ons collectief menselijk erfgoed.”

Talen zijn dragers van kennis. Zij zijn de voornaamste bemiddelaars bij overdracht van cultuur.

Traditionele kennis is in veel uithoeken van de wereld slechts toegankelijk in lokale en voor ons vreemde talen. We schatten in de regel noch die talen noch die traditionele kennis op waarde, tenzij traditionele kennis als een menselijke hulpbron een directe bijdrage levert aan de economie; vaak zijn we ons van het potentieel niet bewust. “We moeten ons realiseren dat een eerstvolgende grote stap voorwaarts op wetenschappelijk gebied besloten kan liggen in een of andere voor de meesten van ons ontoegankelijke taal in een afgelegen regenwoud.”

Opmerkelijk is dat een hoge taaldichtheid, dwz. een groot aantal talen in een relatief klein gebied, juist voorkomt in de streken van de tropische wouden. Europa daarentegen, waar de grote wouden al lang zijn verdwenen, herbergt maar 3% van alle talen die op de wereld bekend zijn.

Telkens als er een taal verloren gaat, gaat er een specifiek venster op de werkelijkheid verloren. Geen taal kan zich het privilege aanmeten dat haar verbeelding van de werkelijkheid beter of rijker is dan die in een andere taal.

Autochtone taal- en kennisstelsels gaan samen. Een mooi voorbeeld is het verhaal van Jonas Vanr Reusel over de irrigatiesystemen die van oudsher in Mexico bestaan. Zie de Wervel Water & Broodkrant 2001, blz 14-16.

“De mogelijkheid van democratische verhoudingen wordt ernstig beperkt wanneer mensen hun eigen taal niet kunnen gebruiken.” Het voorbeeld van de traditionele Mexicaanse irrigatie is een voorbeeld van evenwichtige democratische verhoudingen. Met het verloren gaan van de taal loopt zo’n systeem ook gevaar en omgekeerd.


de ecologie van de taal

Ook op taal kan een ecologische benadering worden toegepast. Zo zeggen Nettle en Romaine : “Wat we nodig hebben is een holistische visie waarbij politieke, geografische en economische factoren worden gezien als onderdeel van een ecologie van de taal, een benadering waarin taal wordt beschouwd als onderdeel van het grotere geheel van de omgeving.” Ook taalkundig zijn de broedplaatsen van genetische en typologische kwaliteit het meest bedreigd. De oorsprongsgebieden van de landbouw zijn oude cultuurgebieden (zie Vavilov, Wervel website landkaart). Het zijn ook oorsprongsgebieden van taal. Sommige van die gebieden worden ernstig bedreigd in hun oorspronkelijkheid.

De auteurs nemen waar : “hoe vele veranderingen waardoor bedreigde talen worden getroffen, de taalkundige complexiteit ervan elimineren, tesamen met een groot deel van het cultureel eigene van die taal – bv. de woordenschat voor de lokale flora, fauna, autochtone tradities en kennis”. Het is mogelijk dat een taal in een specifiek segment van de werkelijkheid bij uitstek een rijk vocabulair heeft. Dat geldt bv. voor de talen uit Oceanië die in het algemeen het eminente economische en culturele belang van de visserij weerspiegelen in samenhang met hun betrokkenheid op de oceaan. “De woordenschat van een taal is een inventaris van de dingen waarover mensen binnen een cultuur praten en die in categorieën zijn ingedeeld om wijs te kunnen worden uit de wereld, zodat ze zich in een lokaal ecosyteem kunnen handhaven.”

Een taal is ingebed in een maatschappelijke en geografische matrix, net zoals planten- en diersoorten zijn ingebed in een ecosysteem. Taal is sociaal kapitaal en niet zo maar een losse entiteit, net zo min als een ecosysteem dat is. Zonder een sociaal economische basis kan een taal niet floreren.

In zoverre verschilt taal wel van een ecosysteem. Ecosystemen hebben zich aanvankelijk zonder de beïnvloeding van de mens ontwikkeld en ze zullen dat weer gaan doen als de mens eventueel zijn kansen verknoeid heeft.

Niet verankerde talen zoals het potjeslatijn dat wij vroeger kenden – we vinden er nog resten van terug in de farmacie en de geneeskunde – , of het huidige internationaal soms gebrekkig gesproken Engels zijn, zodra zij gaan domineren, een inbreuk op de oorspronkelijke rijkdom en complexiteit van een taal. Daarmee wordt de precisie die de moedertaal mogelijk maakt grotendeels opgeofferd. Het Engels als huidig lingua franca is waardevol in de communicatie, maar mag de moedertaal niet wegdrukken.


ontstaan van de landbouw

Ooit heeft de mens de overstap gemaakt naar de landbouw. Dat gebeurde in het tijdvak dat wij aanduiden met het Neolithicum.

Het zwervende leven van de jagers/verzamelaars is maar mogelijk bij een geringe menselijke densiteit en bij voldoende fourageergebied – bossen, steppen, savannes ed. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze mensen een volwaardige voeding konden vinden, zeer gevarieerd en rijk aan alle mogelijke voedingsstoffen. Het groeiende aantal mensen dwong echter tot landbouw en het is uit onderzoek tevens bekend dat die overgangsfase moeizaam is verlopen. Zo werden mensen die behoorden tot honkvaste stammen kleiner van gestalte oa. door gebrek aan eiwitten. De eerste grote sociale revolutie wat het ontstaan van de landbouw toch is, was geen onverdeeld succes, evenmin trouwens als de tweede, de zg. Industriële Revolutie. Desondanks heeft het ontstaan van de landbouw geleid tot een sprongsgewijze toename van de wereldbevolking. De draagkracht van de aarde werd voor de agrarische samenleving aanzienlijk groter dan voor de jagers/verzamelaars. We spreken van een demografische sprong.

De landbouw heeft de aanzet gegeven tot de ontwikkeling van een markt. Productieoverschotten geven aanleiding tot handel en daarvoor is de markt de aangewezen plaats. Markten groeien in extremis uit tot steden. Zo ontstaat een tegenstelling tussen stedelijke en perifere samenlevingen; bij toename van de economische machtsverschillen groeit dit uit tot een tegenstelling tussen metropolitische en perifere samenlevingen.


de parallelle ontwikkeling van landbouw en taal

De auteurs nemen aan dat vóór de verbreiding van de landbouw de taaldiversiteit maximaal was. Zij leiden dit af uit onderzoek bij primitieve volken. De situatie in Nieuw-Guinea levert een schat aan gegevens op voor de toestand die bestond in de overgang naar de eerste vormen van landbouw.

In het Neolithicum vond de eerste grote uniformering van talen in de geschiedenis plaats. Die ontwikkeling liep parallel met het ontstaan van de landbouw en de vestiging van mensen nabij hun akkers.


kolonisatie van de nieuwe wereld

Expansiedrift deels onder druk van overbevolking in Europa leidde vanaf de zestiende eeuw tot emigratie naar de nieuw ontdekte wereld, vooral Noord- en Latijns Amerika. De dieren en de planten gingen mee en men zocht dus vooral klimaatzones die enigszins vergelijkbaar waren met de situatie in het land van herkomst. De kolonisatie van Amerika en later ook die van Australië was niet alleen een volksverhuizing, maar de “penetratie van een compleet ecosysteem in het domein van een ander ecosysteem.” Natuurlijk gingen ook de talen mee, het Engels, het Spaans en Portugees. En via de politieke en economische dominantie gingen de lokale talen verloren, om te zwijgen van de lokale bevolking die manu militare of door geïmporteerde ziekten gedecimeerd werd.

“Het aantal geiten en schapen in Mexico in de periode tussen 1500 en 1620 steeg van nul naar 8 miljoen, terwijl in dezelfde periode het aantal autochtone bewoners met 90% daalde.”

In de gematige klimaatzones is die invasie het best geslaagd; in tropische gebieden bleef de immigratie beperkt. Daar was het vooral een besturende bovenlaag die tropenjaren deed of zich blijvend vestigde. Europese boeren trokken zelden naar de tropen.

“In de vochtige equatoriale klimaten, zonder een zomer-wintercyclus , kon de Europese landbouw niet goed gedijen.” Bovendien was de sterfte onder de blanke kolonisten in de tropische gebieden hoog.


effecten

“De effectieve oppervlakte van Spanje nam tussen 1519 en 1540 met 400% toe. Voor heel Europa steeg als gevolg van de ontdekkingen de hoeveelheid beschikbare grond per hoofd van 10 naar 60 hectare.” Van de weeromstuit kwam men arbeidskracht tekort en zo kwamen de slaventransporten vanuit Afrika op gang. Er was bovendien voldoende retourlading.

“De golven van Europese biologische expansie (verbreiding van Europese mensen, gewassen, ziekten en talen over Noord- en Zuid-Amerika en Oceanië, Australië inbegrepen) waren in veel opzichten niets anders dan een verlengstuk van de golven die duizenden jaren eerder de landbouw over Europa hadden verbreid.”

De eerste golf was een over-land-aangelegenheid; de tweede een over-zee-aangelegenheid.

“Talen waren onderdeel van dit ecologisch pakket en de autochtone variëteiten werden verdreven.”

Merk op hoe er in de huidige tijd ook een verschuiving is in de richting van dominante talen, maar gepaard aan een minder extreme migratie van mensen.


taalpolitiek en economie

In de tijden van het kolonialisme is er een taalkundige structuur ontstaan in de gekoloniseerde landen die tot op de dag van vandaag voortduurt. Ook de economische structuren zijn in veel gevallen slechts oppervlakkig veranderd. “De economie van vele ontwikkelingslanden wordt nog steeds beheerst door dezelde belangengroepen, die onder een nauwelijks gewijzigde gedaante voortleven.”

“Krijgen de kleine, kwetsbare, vaak arme gemeenschappen, die minder dan 10% van de wereldbevolking uitmaken , maar 90% van alle levende talen spreken, nog een kans ?”

“Het feit dat de meeste niet-Euro-Aziatische talen gevaar lopen uit te sterven heeft niets te maken met de intrinsieke eigenschappen van die talen – die even complex, expressief en creatief zijn als welke andere taal ook – en ook niet met een geringere intelligentie, deugdzaamheid of ijver van de sprekers ervan in vergelijking met sprekers van andere talen.”


ongelijke ontwikkeling in de wereld

“Eurazië had verreweg het meest productieve landbouw- en veeteeltcomplex van de hele wereld. Dit was niet meer dan een biogeografisch toeval, maar het maakte wel dat de Euro-Aziaten explosief in aantal toenamen en zich tenslotte ook snel buiten hun eigen kusten verbreidden. Het maakte hen ook gastheer van de grote fatale ziekten die hun, paradoxaal genoeg, een voorsprong gaven op andere volken toen de continenten met elkaar in botsing kwamen.”


de belangrijkste ontwikkelingsdoeleinden

“Wat zijn dan de belangrijkste ontwikkelingsdoeleinden die zich in dit nieuwe millennium aandienen ? Ten eerste moet de bevolkingsgroei zich stabiliseren. Ten tweede moeten we de levensstandaard van de arme plattelandsbevolking in de Derde Wereld verhogen én van de armen die er nog zijn in bepaalde rijke landen. Ten derde moeten we de biolinguïstische diversiteit van deze wereld zien te behouden. Deze diversiteit is geconcentreerd in de tropen : in en rond de uitgestrekte bossen, in kuststreken en op eilanden en in enclaves op de grote savannes. Het behoud van deze kostbare diversiteit is alleen mogelijk als we de mensen die in deze milieus leven, en dus direct belang hebben bij de bescherming ervan, daar ook bij betrekken. Hun belangen moeten worden verdedigd tegen de plunderende elites die zoveel macht hebben dat ze nauwelijks ter verantwoording kunnen worden geroepen.

Wat opvalt bij deze drie prijzenswaardige doeleinden is dat de betrokkenen die meer zeggenschap zouden moeten krijgen, willen deze doelen gerealiseerd worden, in alle drie de gevallen dezelfde zijn : het zijn plattelandsgemeenschappen, hoofdzakelijk in de tropen, levend in een natuurlijke omgeving met een grote biodiversiteit, arm en gemarginaliseerd door niet-duurzame ontwikkelingspraktijken, die tegelijkertijd de dragers zijn van de nog bestaande talige en culturele verscheidenheid. Duurzame ontwikkeling, biodiversiteit en taalverscheidenhed vallen vrijwel samen. Het is niet alleen zo dat de historische achtergronden van de problematiek dezelfde zijn, maar ook dat de oplossingen zeer waarschijnlijk uit dezelfde hoek komen: meer zeggenschap voor lokale gemeenschappen.”

Pleidooien om het uitsterven van talen te voorkomen gaan dan ook uiteindelijk om de instandhouding van culturen en inheemse habitats en daarmee samenhangende ecosystemen.

De auteurs van “Uitstervende talen” citeren in hun slothoofstuk Ron Crocombe : “Culturele uniformiteit zal zeker geen vrede brengen : het zal veeleer totalitarisme brengen. Een uniform systeem is voor een klein clubje geprivilegieerden gemakkelijk te overheersen. Culturele diversiteit is een van de meest krachtige bronnen van geestelijke gezondheid en welzijn voor deze wereld.”

Zinnen tussen aanhalingstekens zijn ontleend aan het boek “Uitstervende talen” van David Nettle en Suzanne Romaine, uitgever Atlas, 2004; oorspronkelijke Engelse uitgave uit 2000 onder de titel : “Vanishing voices. The Extinction of the World’s Languages”.

Gert Coppens, 4 september 2006