Ga naar de inhoud

Liberalisering van de wereldhandel in industriële producten is in het belang van de ontwikkelingslanden. Bij de handel in agrarische producten ligt het wat gecompliceerder. De effecten lopen uiteen afhankelijk van de regio en de aard van het product. Bovendien draait liberalisering voor de stedelijke consumenten in de ontwikkelingslanden anders uit dan voor de boeren op het platteland. Dat blijkt onderzoek van het Nederlandse LEI.

In het WTO-overleg vormt het landbouwhoofdstuk regelmatig een struikelblok. Hoeveel belang hebben de ontwikkelingslanden vanuit economisch oogpunt eigenlijk bij meer vrijhandel op agrarisch gebied? Het LEI-rapport brengt een heel scala aan effecten van een dergelijke liberalisering in kaart. Doordat de effecten sterk variëren, afhankelijk van de omstandigheden en de betrokken groepen, valt er echter geen éénduidige conclusie te trekken die voor alle partijen geldt.

In de meeste gevallen draait liberalisering goed uit voor de armen op het platteland, maar er zijn toch ook heel wat voorbeelden waarbij de handelshervorming een negatief effect veroorzaakt. Daarom moeten handelshervormingen niet gezien worden als een element op zich, maar als een onderdeel van een geheel aan maatregelen die voordelen moeten bewerkstelligen en de negatieve impact voor de armen moet beperken. Ontwikkelingslanden kunnen ook beter wachten om hun handel te liberaliseren totdat de westerse landen hun landbouwsteun hebben afgebouwd. Enkel wanneer liberalisering zorgvuldig wordt geïmplementeerd, kan het een goede manier zijn om armoede te bestrijden, besluit het onderzoek.(GL)

via Vilt, 1 febr 2007