Ga naar de inhoud

(Uit VILT 08/07/2006)

De Vlaamse regering heeft vrijdag ingestemd met een tekst die moet leiden tot een nieuw mestdecreet, dat de vervuiling van water door bemesting moet aanpakken. Dat moet zorgen voor de correcte toepassing van de Europese nitraatrichtlijn in Vlaanderen. Europa had Vlaanderen daarvoor op de vingers getikt. De tekst gaat nu naar het Vlaams parlement, waar hij moet uitmonden in een voorstel van decreet.

In de tekst van minister van Leefmilieu Kris Peeters zal Vlaanderen volledig kwetsbaar gebied worden. Dat zal zorgen voor een bijkomend mestoverschot van 30 tot 40 miljoen kilo stikstof. In welke mate dit zal leiden tot een afbouw van de veestapel, wil Peeters niet zeggen. Veel hangt immers af van de mate waarin de mestverwerking kan gebeuren. De Vlaamse regering versoepelde onlangs de regels voor de inplanting van verwerkingsinstallaties in landbouwgebied.

Minister van Landbouw Yves Leterme gaf toe dat de sector "niet laaiend enthousiast zal zijn" over dit nieuwe mestactieplan (MAP), maar het moet volgens hem toch mogelijk zijn de sector leefbaar te houden én voor het eerst de nitraatrichtlijn correct uit te voeren. Peeters heeft vrijdag ook overlegd met de landbouworganisaties. Boerenbond vindt de tekst op het eerste zicht toch strenger dan verwacht. "Afbouw van de veestapel is voor ons de laatste oplossing. Wij geloven dat er veel kan gebeuren met mestverwerking, andere bemestings- en voedermethodes. Daar willen we zeker aan meewerken", luidt het.

De decreettekst van Peeters neemt een reeks maatregelen uit de nitraatrichtlijn over. De Vlaamse regering onderhandelt nog met Europa over een mogelijke afwijking van bemestingsnorm van 170 kg stikstof per hectare per jaar. Daarnaast zijn er een reeks "Vlaamse klemtonen" in de tekst. De mestverwerkingsplicht voor bedrijven wordt vastgesteld in functie van de productiedruk per gemeente. Om een stijging te voorkomen van het aantal dieren, worden de nutriëntenemissierechten voortaan uitgedrukt in aantal dieren. Uitbreiding van bedrijven blijft mogelijk, mits overnamen van rechten, waarbij telkens 25 procent ingeleverd moet worden, of na bewezen mestverwerking.

De tekst moet nu naar het Vlaams parlement, waar een werkgroep in het najaar een voorstel van decreet zal uitwerken. De Europese Commissie zal enkel een oordeel vellen eens het decreet is goedgekeurd en er uitvoeringsbesluiten zijn, zegt Peeters. GEDETAILLEERDE KRACHTLIJNEN VAN HET NIEUWE MAP

A. Nitraatrichtlijn

1. Doelstelling nitraatrichtlijn: verbetering waterkwaliteit
Het nieuwe voorstel van decreet heeft tot doel de waterverontreiniging die wordt veroorzaakt of teweeggebracht door nitraten en fosfaten uit agrarische bronnen te verminderen, verdere verontreiniging van die aard te voorkomen, bij te dragen tot de realisatie van een goede toestand van de watersystemen en de luchtverontreiniging als gevolg van de productie en het gebruik van meststoffen te voorkomen of te beperken.

Vastgesteld kan worden dat nog 41 % van de MAP-meetpunten oppervlaktewater een overschrijding van de grenswaarde van de nitraatconcentratie van

Testosteroni edeltää ja auttaa myös stimuloimaan typpioksidituotantoa lisäämään pumppujen 5. Zie myös steroiden v Door PCT te gebruiken, kan uw lichaam laag testosteron en leverschade blijven ervaren, oxandrolon om te snijden.

50 mg nitraat per liter water te zien geven.
Belangrijk is dat de regels in het nieuwe mestdecreet milieurelevant en resultaatgericht zijn.

2. Maatregelen van de nitraatrichtlijn terug te vinden in het nieuwe decreet
De nitraatrichtlijn voorziet volgende maatregelen, die ook Vlaanderen in zijn wetgeving moet invoeren :

2.1. De aanduiding van kwetsbare wateren en kwetsbare zones.
Om tegemoet te komen aan het arrest van het Hof van Justitie van 22 september 2005 worden in het nieuwe mestdecreet alle wateren als kwetsbare wateren en gans Vlaanderen als kwetsbare zone aangeduid. Er kunnen waterkwaliteitsgroepen worden opgericht per waterzone van de Vlaamse Hydrologische Atlas, die onder begeleiding van de Mestbank samenwerken aan een verbetering van de waterkwaliteit.

2.2. De vaststelling van een maximale bemestingsnorm van 170 kg stikstof uit dierlijke mest per ha en per jaar. Deze norm wordt in het nieuwe voorstel van decreet vooropgesteld. Evenwel zal het Vlaamse Gewest, zoals de andere lidstaten, langs de Belgische regering om een verzoek tot afwijking van deze bemestingsnorm indienen bij de Europese Commissie. De nitraatrichtlijn maakt dit mogelijk op basis van de lange groeiperiodes van gewassen, het telen van gewassen met hoge stikstofopname, de hoge netto-neerslag in kwetsbare zones en de bodems met een uitzonderlijk hoog denitrificatievermogen. De Europese Commissie moet dergelijk verzoek voorleggen aan een nitraatcomité, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, dat een advies geeft via gewogen stemming. En als de Commissie dan uiteindelijk de afwijking toestaat kan ze daar voorwaarden aan verbinden zoals het bijhouden van een bemestingsplan, register, controle van nitraatresidu enz.

2.3. Andere maatregelen van de nitraatrichtlijn om te vermijden dat stikstof uit dierlijke mest in grond- en oppervlaktewater terecht komt:
a) De uitrijperiode van dierlijke mest
Er wordt verboden om nog mest uit te rijden van 1 september tot en met 15 februari. Belangrijk zijn o.a uitzonderingen: voor stalmest, het opbrengen van dierlijke mest op de zware kleigronden van de Polders kan tot 15 oktober, uitzondering wegens uitzonderlijke weersomstandigheden tot 15 september.
Bovendien zal de Vlaamse regering in bepaalde waterzones van de Vlaamse Hydrologische Atlas, waar de waterkwaliteit slecht is, strengere uitrijbepalingen kunnen vaststellen.
b) De opslagcapaciteit van tanks voor dierlijke mest
Het nieuwe decreet voorziet dat voor dieren die steeds op stal staan een opslagcapaciteit van 9 maanden verplicht wordt, omdat het belangrijk is dat de mest ten gepaste tijde en bij voorkeur in het voorjaar op het land gebracht wordt op de plaats waar dat kan en nodig is. De veehouders zijn vrij deze bijkomende opslag te realiseren waar ze willen. Dit kan door bijvoorbeeld te werken met contracten in akkerbouwgebieden, mestverwerkingscontracten. Er is uitzondering voor pluimvee, waarvan de mest afgevoerd wordt na elke mestronde. Ook voor restdrain van de tuinbouw, die niet gerecycleerd wordt, moet 6 maanden opslagcapaciteit voorzien worden.

c) De codes van goede landbouwpraktijken
Het nieuwe decreet bevat ook nog bepalingen betreffende de opbrenging van dierlijke mest op steile hellingen, bemestingsverbod op drassig, ondergelopen, bevroren of met sneeuw bedekt land, en de emissie-arme aanwending van dierlijke mest als toepassing van de NEC-richtlijn. Het reglementering betreffende emissiearme stallen blijft bestaan. Het opbrengen van slib van rioolwaterzuiveringsinstallaties op Vlaamse cultuurgrond is verboden. Belangrijk zijn de verbodsregels voor het opbrengen van dierlijke mest op een bepaalde afstand tot waterlopen: verbod tot bemesten 5 m landinwaarts vanaf de bovenste rand van een waterloop, 10 m voor waterlopen in Vlaams Ecologisch Netwerk en als er een helling grenst aan de waterloop, en verbod in oeverzones afgebakend in bekkenbeheerplannen. Met waterlopen worden de waterlopen 1e, 2e en 3e categorie van de wetgeving betreffende de onbevaarbare waterlopen bedoeld.

B. Vlaamse klemtonen in het nieuwe decreet

1.Bedrijf
Voor de veehouder is het niet eenvoudig als zijn bedrijf juridisch versnipperd wordt in inrichtingen en entiteiten. Het is best het bedrijf en zijn gronden als één geheel te bekijken. Dit is de milieukundig relevante optie van dit decreet. De milieuvergunning die in se niets van doen heeft met de nitraatrichtlijn komt niet meer voor in het nieuwe mestdecreet. Op dit ogenblik zijn nog gesprekken aan de gang tussen de VLM en de ALV (Administratie Landbouw en Visserij) om in het kader van de administratieve vereenvoudiging de eenmalige perceelsregistratie op de rails te zetten. De definitie van “bedrijf” maakt daarvan deel uit. Dit kan samensporen met de discussie over het nieuwe mestdecreet, zodat voor milieu- en landbouwwetgeving, voor zover mogelijk, dezelfde definitie gebruikt wordt.

2. De uitscheidingsnormen
De uitscheidingsnormen voor melkvee in het nieuwe decreet worden bepaald in functie van de melkproductie van de melkkoeien per jaar. Voor pluimvee aanvaardde de Commissie dat er kan gewacht worden tot ten laatste 1 december 2007 op de resultaten van het wetenschappelijk praktijkonderzoek “Evalueren van de mestuitscheidingscijfers en mestsamenstellingscijfers voor pluimvee” om de definitieve forfaitaire uitscheidingscijfers vast te stellen. Belangrijk blijft voor minister Peeters eveneens dat de veehouders verder kunnen werken met nutriëntenbalansen waarbij ze de reële difosforpentoxyde en/of reële stikstofuitscheiding per dier en per jaar kunnen berekenen. Voor varkensbedrijven met een gemiddelde veebezetting van meer dan 25 zeugen en meer dan 200 mestvarkens of met een gemiddelde veebezetting van meer dan 200 mestvarkens is het gebruik van een nutriëntenbalansstelsel verplicht. Ook in de toekomst zullen met de representatieve organisaties van veevoederfabrikanten convenanten voor de productie en verdeling van laag-fosfor en laag-eiwitvoeders worden afgesloten.

3. De bemestingsnormen
De Europese Commissie heeft gesteld dat de norm voor difosforpentoxyde moest verlagen en dat difosforpentoxyde uit kunstmest zelfs best verboden werd gezien de fosfaataanwezigheid in de Vlaamse bodem. In het decreet wordt gesteld dat voor gras de norm voor difosforpentoxyde van 100 kg/ha/jaar blijft, voor gewassen met lage stikstofbehoefte en suikerbieten 80 kg wordt, en de norm voor maïs en andere gewassen daalt met 5 kg per jaar tot 85 kg in 2009. Tevens is voor difosforpentoxyde uit kunstmest gesteld dat nog 20 kg startfosfor kan gegeven worden, en eventueel meer op basis van een bodemanalyse en toelating van de mestbank. De Commissie was het ermee eens dat tot 31 december 2008 de grenswaarde van het nitraatresidu in de bodem vastgesteld wordt op 90 kg stikstof per ha en dat er met het oog op de handhaving verder kon gemeten worden met oplegging van een geldboete en een audit van het bedrijf als men een door de regering te bepalen waarde overschrijdt. Na evaluatie en wetenschappelijke toetsing van de monitoring na 2 jaar zal overgegaan worden tot definitieve vaststelling van de grenswaarde, waarbij onderscheid zal worden gemaakt tussen zandgrond en niet-zandgrond.

4. De mestverwerking
De doelstelling is dat elk jaar tussen de 10 à 13 miljoen kg stikstof zou verwerkt of geëxporteerd worden. Er is een welbepaalde mestverwerkingsplicht, die milieurelevant is en sociaal gezien rekening houdt met het mestoverschot van het bedrijf. Deze mestverwerkingsplicht wordt vastgesteld in functie van de gemeentelijke productiedruk die vastgesteld wordt op basis van de netto productie van stikstof in de gemeente en de afzetmogelijkheden van dierlijke mest. Is een bedrijf, dat kan bestaan uit verschillende stallen, gevestigd in verschillende gemeenten dan wordt het gewogen gemiddelde van de verwerkingsplicht genomen overeenkomstig het aantal dieren dat in elke gemeente gehouden wordt en de in die gemeente geldende verwerkingsplicht.

Er zijn drie categorieën van gemeenten:
a) gemeenten met een gemeentelijke productiedruk kleiner dan of gelijk aan 170 kg stikstof per ha
verwerkingsplicht: 10 % van het bedrijfsmatig netto stikstofoverschot + 0,50 % per volle schijf van 1000 kg bedrijfsmatig stikstofoverschot
b) gemeenten met een gemeentelijke productiedruk groter dan 170 kg N/ha en kleiner dan of gelijk aan 340 kg N/ha
verwerkingsplicht: 17,5 % van het bedrijfsmatig netto stikstofoverschot + 0,50 % per volle schijf van 1000 kg bedrijfsmatig stikstofoverschot
c) gemeenten met een gemeentelijke productiedruk groter dan 340 kg
verwerkingsplicht: 25% % van het bedrijfsmatig netto stikstofoverschot + 0,50 % per volle schijf van 1000 kg bedrijfsmatig stikstofoverschot

Wie een overschot heeft van minder dan 5000 kg netto stikstof moet niet verwerken. Wie niet kan (laten) verwerken kan ofwel niet produceren, ofwel zijn emissierechten laten annuleren, ofwel mestverwerkingscertificaten van mestverwerkers kopen. Maar die laatste substitutie is voor pluimveemest beperkt tot 5000 kg netto stikstof per verwerkingsplichtig bedrijf.

5. De nutriëntenemissierechten NER
De nutriëntenhalte wordt omgezet in nutriëntenemissierechten uitgedrukt in aantal dieren, vermeld op het berekeningsblad. Dit is om geen stijging te veroorzaken van het aantal gehouden dieren op Vlaams niveau, met respect voor de bestaande rechten van de individuele bedrijven.
Kenmerken van de nutriëntenemissierechten :
1) Vrijheid van exploitatie – wijziging van diersoort kan in principe : omrekeningstabel vast te stellen door Vlaamse regering ;
2) Huidig tussenschotbesluit [overnemen en samenvoeging binnen zelfde diersoort voor runderen, varkens en andere kleinvee (pluimvee en konijnen)] blijft bestaan en wordt geëvalueerd;
3) Overdraagbaarheid geheel of gedeeltelijk, maar de overlater moet alle nutriëntenemissierechten van een diersoort overlaten;
4) De mogelijkheid wordt voorzien om nutriëntenemissierechten door de overheid te laten opkopen. Het stopzettingsdecreet van 2001 blijft bestaan.

6. Bedrijfsontwikkeling
De bedrijfsontwikkeling moet mogelijk blijven, maar met milieuwinst. Bedrijfsontwikkeling is volgens het nieuwe decreet mogelijk mits overname van NER en annulering van 25 % van de overgenomen NER uitgezonderd voor:
1) overname van een bedrijf op dezelfde locatie in kader van 1e installatie waarbij overnemer niet beschikt of beschikte over eigen bedrijf;
2) overname door bloed- en aanverwanten in eerste graad van rechte nederdalende lijn [(schoon)vader/(schoon)moeder-schoon)zoon/(schoon)dochter]
3) overdracht aan personenvennootschap waarvan meerderheid van aandelen eigendom zijn van deze bloed- en aanverwanten (zie punt 2)
4) ingeval van verwerking van 25% van de overgenomen NER

Bedrijfsontwikkeling kan ook na bewezen mestverwerking. De nutriëntenbalans in Vlaanderen moet dan in evenwicht zijn zoals ook moet blijken uit een significante verbetering van de resultaten van de metingen van de relevante parameters vastgesteld door de Vlaamse regering. Uitzonderlijk zal uitbreiding met mestverwerking ook mogelijk zijn in volgend geval: indien het bedrijf bewezen heeft zijn eigen mestverwerkingsplicht te kunnen vervullen en 25% van de beoogde uitbreiding kan het bedrijf niet-overdraagbare nutriënten-emissierechten-mestverwerking bekomen.

Voorbeeld:
Een bedrijf heeft een mestverwerkingsplicht van 25% en wil zijn huidige productie uitbreiden met 20%.
In jaar X moet het bedrijf verwerkt hebben 25% + 5%
In jaar X + 1 kent de mestbank niet-overdraagbare nutriëntenemissierechten toe van 20%.
De producent moet verwerken: zijn mestverwerkingsplicht 25% + 5% + 20%. Dus een totaal van 50%

De Vlaamse regering kan in functie van de nitraat- en fosfaatconcentratie in de oppervlaktewateren de afzet van dierlijke mest en/of mestoverschotten door invoer of de vestiging of uitbreiding van veeteeltbedrijven in bepaalde gemeenten regelen of beperken.

7. Overige bepalingen
Er zijn in het nieuwe mestdecreet bepalingen voorzien betreffende de beheersovereenkomsten voor maatregelen ter verbetering van het milieu en de natuur en steunmaatregelen die zullen genomen worden in functie van de budgettaire mogelijkheden en binnen het kader van de Europese regeling betreffende de staatssteun. De opbrengst van de heffingen wordt aangewend voor steunmaatregelen in het kader van dit decreet.
De basisheffing blijft bestaan berekend op de netto stikstofproductie resp. invoer. De superheffingen worden in het kader van de handhaving vervangen door administratieve geldboeten. Het voortgangsrapport zal elk jaar door de Mestbank aan de minister voorgelegd worden.

De Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek wordt vervangen door een Technische Werkgroep Nutriënten die dicht aanleunt bij de Mestbank, en gericht is op het overleg en de studie aangaande de productie, de handel en de aanwending van nutriënten in ruime zin.

8. Controle en handhaving
Vooreerst is er de verplichting van correcte mestafzet en van het respecteren van de bemestingsnormen met sancties. Een producent die geen afzet heeft kan aan de Mestbank melden dat hij geheel of gedeeltelijk niet zal produceren. Indien dit 5 jaar duurt worden de dienovereenkomstige NER van rechtswege geannuleerd. Het nieuw decreet laat de mogelijkheid om het mestvervoer te controleren o.a. via AGR-GPS voor mestvoerders klasse C, na evaluatie uit te breiden tot mestvoerders klasse B. Het toezicht en de handhaving op het terrein worden belangrijker dan vroeger en daar zijn nu reeds de eerste aanzetten toe gegeven. Belangrijk is tevens dat sensibiliserend tewerk gegaan wordt nl. eerst via een bestuurlijke aanmaning, dan administratieve geldboete die verdubbeld wordt ingeval van herhaling. De verwijzing naar de correctionele rechtbank blijft ook een mogelijkheid. Het systeem van administratieve geldboeten laat een streng handhavingsbeleid toe dat dicht op de bal speelt en toch de mogelijkheid biedt om rekening te houden met de omstandigheden van de zaak. Het handhavingsdecreet eens goedgekeurd zal op deze bepalingen ingrijpen.

9. Slotbepalingen
Er zijn nog volgende bepalingen voorzien in het nieuwe decreet:
1. Afstel en uitstel van (vroeger opgelopen) superheffing ingeval van mestverwerking die operationeel is ten laatste op 31 december 2007;
2. Stopzetting ingevolge gebrek aan afzet geeft pas na 5 jaar automatisch verlies van de milieuvergunning;
3. Bedrijven of inrichtingen met laattijdige hernieuwing milieuvergunning moeten ook nutriëntenhalte kunnen houden;
4. De bevoegdheid van de Mestbank voor het toezicht op de milieuvergunningen wordt afgeschaft. Zij blijft wel advies geven. Deze taak wordt de bevoegdheid – zoals voor andere milieuvergunningen – van de afdeling milieuvergunningen en de milieu-inspectie.
5. Wijzigingen binnen subcategorieën (slachtkuikens-leghennen) van pluimvee geeft geen aanleiding tot verlies nutriëntenhalte;
6. Nutriëntenhalteregeling huidig decreet wordt als overgang verlengd tot einde 2007.
7. Decreet van 23 januari 1991 wordt opgeheven behalve artikelen 15bis en 15ter (natuur) en de daarbij horende definities van artikel 2 en artt. 33bis en 33ter (nutriëntenhalte) die worden opgeheven vanaf 31 december 2007
8. Inwerkingtreding op data die Vlaamse regering bepaalt, behalve artikel 24 betreffende nutriëntenarme voeders dat in werking treedt op 1 juni 2006 om de toepassing van de laag-eiwitconvenant tussen 1 juli 2006 en 31 december 2006 mogelijk te maken.
9. De bestaande reglementaire bepalingen die onder het toepassingsgebied van dit decreet vallen en die niet strijdig zijn met dit decreet blijven van kracht, tot ze worden gewijzigd, opgeheven of vervangen door besluiten genomen ter uitvoering van dit decreet.