BD-fruitteler Michel Frisque: “Nefaste schaalvergrotingsdwang uitdaging voor het komende GLB”
Naar aanleiding van het publiek debat over een nieuw GLB gaat Wervel de boer op. We houden de vinger aan de pols bij boeren en boerinnen die het beste van hun job maken in een uitdagend economisch en ecologisch klimaat. Op 11 april 2018 brengen we met Wervel een bezoek aan het bio-dynamische fruitbedrijf van Michel Frisque, gelegen in Wolfshaegen te Neerijse. We willen met hem een gesprek over het aankomende vernieuwde GLB, de actuele agro-economische situatie en de positie hierin van zijn eigen bedrijf. Bovendien ligt zijn hoeve pal aan het natuurgebied de Doode Bemde, en dat maakt ook het samengaan van landbouw en natuur tot een niet te missen gespreksthema.
Terwijl hij ons rondleidt langs de historische gebouwen van de hoeve Hinnemeure, zet Michel al meteen de toon door de vragen te citeren die studenten van de klassieke bedrijfsvoering hem vaak stellen : ‘Kan je leven van bio? Gaat bio de wereld voeden?’ Hij antwoordt steevast met een verwijzing naar de ‘landbouwcursus’ van Rudolf Steiner (1) en naar de pauselijke encycliek Laudato Si (2). Daar komt dan doorgaans geen reactie meer op…
Michel studeerde in de jaren ’70 voor landbouwingenieur in Leuven. Door een spontane allergie voor scheikunde en het aldus behandelen van plant en dier koos hij spontaan voor ‘Waters en bossen’ en werkte nadien mee aan het opstellen van de ‘biologische waarderingskaart van België’. Daar zien we dat zeer veel waardevolle natuur is ontstaan dankzij eeuwenoude traditionele landbouw bvb. heidevelden, bloemenrijke hooilanden, houtkanten en knotbomen. Het stond vast dat deze ervaring daarna – na zijn stap naar de actieve landbouw – in zijn bedrijfsvoering natuurbevorderend zou werken.
Alvorens aan het eigenlijke interview te beginnen, vragen we Michel om de geschiedenis te schetsen van de historische hoeve waar hij ons ontvangt. Sinds 2008 heeft hij zijn familiebedrijf ‘de Appelfabriek’ hier overgebracht.
Een gelukkige ruil tussen natuur en landbouw
De hoeve Hinnemeure staat vermeld als een ‘hoeve met militaire functie ter bescherming van de overgang van de Dijle’ in 1631 als eigendom van Elisabeth De Bruyn, weduwe van Antonio Fernando de Castilio. Op de Ferrariskaart (1770) is Hinnemeure volledig omwald voorgesteld met vier bouwvolumes in los verband rond een onregelmatig erf, wat kan wijzen op oorspronkelijke hout- en leemconstructies die wegens brandgevaar afzonderlijk werden opgetrokken. In 1775 was de hoeve – met toen een veel grotere oppervlakte landbouwgronden – het bezit van de familie de Troostembergh, waarna de hoeve en de gronden – twee derde bouwland en één derde hooiland – overgingen op de familie de Spoelbergh de Lovenjoel. Het grootste deel van de 20ste eeuw was Hinnemeure eigendom van de familie Vanderzeypen die er tot 1980 een gemengd bedrijf van circa 15 hectare – 8 hectare akkerland en 7 hectare wei- en hooiland – uitbaatte.
Dit type gemengd landbouwbedrijf was tot ongeveer 1980 typisch voor de streek. Op 50 jaar tijd zijn deze bedrijven letterlijk gedecimeerd. De enkele overblijvende bedrijven worden zeer groot met bijbehorende ‘moderne’ gebouwuitbreiding. De grotere en intensiever bebouwde percelen doen helaas de biodiversiteit dalen. Gezien Hinnemeure tot de boerderijen behoorde waar het actieve landbouwbedrijf verdween, bleef het gebouwencomplex authentiek.
De hoeve werd uiteindelijk gekocht door de Vlaamse Landmaatschappij in het kader van natuurbehoud, om er woningen voor natuurwachters en een schuur voor het natuurbeheer van de Doode Bemde in onder te brengen. Het dossier kwam evenwel vast te zitten en de VLM wou de hoeve van de hand doen. Zo kwam het dat Michel zijn eigen vroegere bedrijfsgebouwen van de Appelfabriek, die aan de toegang van de Doode Bemde gelegen waren, kon ruilen voor Hinnemeure die in landbouwgebied lag. Een onderhandse ruil is immers toegelaten ‘als de overheid er een bijzonder voordeel bij heeft’. De vroegere bedrijfsgebouwen in natuurgebied staan nu ten dienste van de Doode Bemde.
In 2001 was er ook een conflictueuze situatie tussen landbouwers en Vlaamse Landmaatschappij. Wervel en het toenmalige Vredeseilanden hebben in die periode de boeren geïnterviewd en regelmatig aan de gesprekstafel gebracht. Het conflict is in de loop der jaren uitgeklaard en de samenwerking verloopt vrij goed, al is het nog altijd niet vanuit een visie van verweving. Verwevenheid betekent het herdenken van ons hele landbouwsysteem : we moeten opnieuw naar een gemengd systeem evolueren waarin bv vochtige beemden hun plaats hebben, dit om schokken te kunnen opvangen (3).
Omschakeling en thuisverkoop
Michel Frisque nam in 1989 het fruitteeltbedrijf van ongeveer 7 ha over van zijn ouders. Nadien breidde hij dit uit met weiland en akkerland tot een geheel van een kleine 20 ha. Het was toen een klassiek fruitbedrijf, maar Michel wou niet meer werken met pesticides en had daarom de fruitteelt in 1997 al omgeschakeld naar een biologische bedrijfsvoering appel/peer, met intensieve fruitteelt op slechts 7 ha. In 2000 was alles bio, en de laatste 2 jaren zelfs bio-dynamisch vanuit een groeiende overtuiging van de visie van Rudolf Steiner. Honderd jaar geleden reeds waarschuwde Steiner dat de landbouw op langere termijn niet productief kan blijven zonder verwevenheid met natuur op het bedrijf zelf. Ook dieren en vooral runderen zijn onmisbaar in de bedrijfsvoering. De kwetsbaarheid van een gespecialiseerd landbouwsysteem stijgt. Op Michels bedrijf zijn er enkele runderen en een kudde schapen.
De bebouwde oppervlakte fruit is niet toegenomen : door de keuze voor bio, voor verwerking op het eigen bedrijf en voor directe verkoop is het bedrijf leefbaar. Volgens Michel is de race om steeds maar groter te worden gewoon niet vol te houden. Thuisverkoop was trouwens al een bedrijfstraditie sinds zijn grootvader. Michel levert via de korte keten aan veel particulieren. Verder ook aan groentetelers die bij hem fruit komen halen om hun eigen thuisverkoop aan te vullen, en van wie hij dan groenten afneemt. Ook via Voedselteams levert hij, er is een samenwerking met De Wroeter en Hartenboer. Sinds drie jaar is er op het bedrijf tevens een eigen fruitpersing, ook voor derden, uitgebaat door de dochter.
Goedbedoelde maar totaal anders uitgepakte Europese maatregelen
Ten tijde van Michels vader vond de omschakeling van hoogstam naar laagstam plaats. De rooipremie van destijds(4), eigenlijk bedoeld om de fruitmarkt te saneren en niet tegen hoogstam gericht, heeft uiteindelijk totaal geen effect gehad, er verdween geen laagstam, enkel hoogstam. Michel heeft nu terug enkele ha hoogstam. Deze drastische omschakeling heeft ook gezorgd voor het verdwijnen van veel oude rassen. Het beste appelsap maakt men immers van zoveel mogelijk soorten. Tegelijk was dit een vorm van behoud van de genetische biodiversiteit. Nu gaan fruitverwerkers vaak verschillende rassen halen in de landen van het vroegere Oostblok. In België is de productie van appelen trouwens te beperkt om aan de vraag naar appelen voor sap te kunnen voldoen.
Beheersing van risico’s
De risico’s vanuit de natuur blijven groot. Vorig jaar is bij Michel bijna alles bevroren, van appelen bleef slechts 3,5 % gespaard. Je kan dan alleen maar overleven op reserve van vorige jaren. Het landbouwrampenfonds komt wel tussen en betaalt een derde van de vaste kosten terug.
Ook bij fruit steeds meer druk op de prijs vanuit distributie
Ook voor fruit worden de prijzen teveel door de grootwarenhuizen bepaald. Michel heeft er ook last van, want een deel van de productie wordt via de afzetcoöperatie verkocht. Ook bio is niet alleenzaligmakend. Hoe langer hoe meer wordt een kwaliteit geëist vergelijkbaar met gangbaar (5). Bij grote productie moet je toch naar de veiling en als lid van de coöperatie moet je verkopen volgens hun prijsafspraken. Onder biotelers groeit ook de schrik voor een te sterke en te snelle toename van nieuwe omschakelaars, omdat dit een grote druk kan zetten op de prijsvorming. De algemene evolutie van de fruitteelt is sinds 1950 zoals bij alle landbouwsectoren nl. van gemengd bedrijf met fruitteelt naar gespecialiseerd, grootschalig, kapitaalsintensief. Ook biofruitteelt volgt deze evolutie.
Nefaste schaalvergrotingsdwang uitdaging voor het komende GLB
Eigenlijk moet er een maximum subsidie (inkomenssteun of hectaresteun) gesteld worden per bedrijf. Nu zijn er boeren die veel grond opkopen en daardoor heel veel subsidie binnenhalen. Subsidie gebeurt nu eenzijdig op schaalvergroting, met nefaste gevolgen voor agro-biodiversiteit en de biodiversiteit in de natuur. Waarom was en wordt het beleid niet gericht op het behoud van een maximaal aantal boeren ? Het GLB moet de boeren steunen, erop gericht zijn om het aantal in stand te houden. Zo vroeg een collega van Michel VLIF(=investerings)-steun aan voor de aankoop van een tractor, maar omdat zijn bedrijf te klein is, heeft hij die steun niet gekregen, terwijl dat bij landbouwers met een grotere bedrijfsoppervlakte wel het geval was. Zo worden er ook slechts zoogkoepremies toegekend vanaf 20 zoogkoeien, terwijl heel wat landbouwers dat aantal niet halen. Dit zou ingaan tegen de economische wetmatigheid van de gangbare landbouweconomie zoals die in de jaren 80 van de vorige eeuw aan de KULeuven werd gedoceerd, nl. een zo goedkoop mogelijke productie door schaalvergroting (de productiefactoren, nl. grond, dieren, arbeid, kapitaal, machines, meststoffen, bestrijdingsmiddelen moesten geoptimaliseerd worden, d.w.z. grond, dieren, machines… moesten zoveel mogelijk toenemen en arbeid moest zoveel mogelijk dalen). Grootschalige fruittelers kunnen alleen overleven dankzij arbeiders uit landen zoals Polen en India… Bovendien acht Michel biologische grootschalige fruitteelt (bv meer dan 1 ha per persoon) niet mogelijk omdat in bio-dynamische fruitteelt heel gericht en op het juiste moment moet behandeld worden.
Hectaresteun stimuleert die schaalvergroting. Er is geen enkel plafond ingebouwd. Die schaalvergroting doet de biodiversiteit enorm dalen. Anderzijds wordt gepoogd het verlies voor de natuur te compenseren door de premies voor beheersovereenkomsten zoals voor kleine landschapselementen. Maar het ene heft het andere op. Indien de schaalvergroting naar beneden zou worden gehaald en veel meer boeren agro-ecologisch zouden tewerk gaan, zouden er veel minder premies nodig zijn. Nu zijn grote delen land zoals het plateau van Duisburg (tussen Tervuren en Leuven) landschappelijk heel mooi maar ecologisch dood. Die trend tot schaalvergroting en ontmenging heeft zich sinds WOII steeds verder doorgezet.
____________________________
(1)De antroposofische visie van de filosoof Rudolf Steiner vormt de basis van de biologisch-dynamische landbouw. Steiner ging uit van een holistische kijk op natuur en boerenleven, en zag de aarde als een organisme dat een samenhang kent tussen dieren, planten, bodem en de kosmos en vreemde elementen dient te vermijden. Hij ijverde voor een zelfvoorzienende landbouw en was één van de eersten om de industrialisatie van de landbouw ter discussie te stellen.
(2) In zijn pauselijke encycliek Laudato si (2015) houdt paus Franciscus een pleidooi voor een ‘integrale ecologie’ waarin aan alle mensen de zorg wordt gevraagd voor het gemeenschappelijk huis, de planeet, ons leefmilieu. Hierbij wordt het sociale vraagstuk geschetst waarin het economische, het ecologische en het sociale samen moeten bekeken worden. De paus breekt een lans voor ecologische landbouw onafhankelijk van multinationals.
(3) Zie ook: ‘A paradigm shift from industrial agriculture to diversified agroecological systems’; www.ipes-foodorg/agroecology
(4) Het overgrote deel van de hoogstamboomgaarden sneuvelt in de jaren 50-60. Het areaal liep terug van 25000 ha in 1920 over 11000 ha in 1970 naar amper 2000 ha in 1980. Onder meer de Europese rooipremies, uitgevaardigd in het licht van de sanering van de fruitmarkt en het afbouwen van de minder productieve hoogstamboomgaarden, lagen aan de basis van de dalende trend. Vandaag domineren de laagstammen het Vlaamse landschap en de fruitteelt, 90% van alle boomgaarden, met beperkte variëteit. Amper 10 soorten appelen en peren worden nog in België op een commerciële manier gekweekt. Nochtans hebben laagstammen (en leivormen) meer last van ziekten dan half- en hoogstammen. Oude variëteiten hebben enkele interessante kwaliteiten. Ze kunnen bv gebruikt worden in het onderzoek naar resistentie tegen bepaalde infecties. Er zijn appelsoorten die lange tijd zonder koeling kunnen worden bewaard, tot de eerste nieuwe rijpe zomerappelen verschijnen. Tal van oude appelen- en perensoorten bloeien ook later dan hun ‘industriële’ collega’s, wat de kans op vorstbeschadiging beperkt. Bovendien vertonen ze ook een grote weerstand tegen blutsen (Frank Nevens en Joost Dessein, Duurzame landbouw vanuit markante invalshoeken, Acco 2005)
(5) Voorstel: zie Open Brief van Wervel aan Biogarantie (+ datum en verwijzing naar website Wervel)