Ga naar de inhoud
Vorig jaar beslisten de Ministers van Landbouw om het landbouwbeleid weer eens grondig door elkaar te schudden. De vorige hervorming, Agenda 2000, stond nauwelijks een jaar of drie op de rails. Van de beloofde lange-termijn-perspectieven is dus niets in huis gekomen.

De druk op de ketel was blijkbaar groot. Noch de boeren, noch de lidstaten waren immers vragende partij voor een hervorming. Heel wat landen deden dan ook moeilijk over de voorstellen van de Europese Commissie, maar commissaris Fishler wist van geen ophouden, hij wilde en zou zijn hervorming hebben. Na heel wat gebakkelei haalden de democratisch verkozen Ministers dan ook bakzeil. De hervorming werd een feit.De vraag is nu of de hervorming ook een verbetering inhoudt. Wordt de landbouw efficiënter met het nieuwe beleid? Milieuvriendelijker? Zullen de boeren eindelijk een deftig arbeidsinkomen krijgen? Houdt het nieuwe beleid in dat er geen landbouwproducten meer gedumpt zullen worden op de wereldmarkt? Het antwoord is nee. Het enige waarvan we zeker zijn, is dat voedsel meer dan ooit wordt gereduceerd tot een goedkope grondstof voor de verwerkende bedrijven. Deze zullen nog grotere winsten boeken, op de kap van de boer, maar ook op kosten van de belastingsbetaler. 

Wervel (de werkgroep voor een Rechtvaardige en Verantwoorde Landbouw) heeft vorig jaar daarover reeds zijn gal gespuwd én… alternatieven aangereikt! Want een ander landbouwbeleid is mogelijk. We vinden de hervorming een stap in de verkeerde richting, maar we kunnen er niet naast kijken. Vanaf 2005 (of uiterlijk 2007) zal ze toegepast worden, ook in Vlaanderen. En dus moeten we vooruit met de geit.

De nieuwe hervorming laat immers heel wat ruimte aan de lidstaten om deze vorm te geven in een nationale reglementering. Er moeten heel wat keuzes gemaakt worden. Dat is een kans die we krijgen, maar ook een bedreiging. Want we bevinden ons wel in een één-gemaakte markt, maar elk land zal meer dan ooit eigen spelregels hebben. En dat kan in de praktijk nare gevolgen hebben…Eén van de vragen die zich opdringt is het vraagstuk over de ontkoppeling van de premies. Landbouwbedrijven zullen in principe geen premie meer krijgen per dier of per hectare, maar een toeslag op bedrijfsniveau. Deze toeslag is gebaseerd op de premies die de boeren in het verleden ontvingen. Maar de lidstaten zijn niet verplicht om deze ontkoppeling volledig door te voeren. Voor de akkerbouwpremies mogen ze tot 25% gekoppeld blijven, voor de rundveepremies zijn er verschillende scenario’s mogelijk.

Wervel is het eens met de meeste landbouworganisaties dat behoud van de koppeling voor de akkerbouwpremies niet gewenst is. Met een vierde van de huidige toeslag per ha houden we immers een te klein bedrag over om een aparte reglementering overeind te houden. Dat is een praktisch argument. Daarnaast vermoeden we dat de ontkoppeling de monoculturen van maïs voor een stuk een halt zal toeroepen. Wervel is niet tegen de teelt van maïs, wel tegen het fenomeen dat maïs het enige ruwvoeder was waarvoor de boer een premie kon krijgen. Die scheefgetrokken vorm van steun heeft ertoe geleid dat heel wat graslanden werden gescheurd, ook op de gronden die niet geschikt zijn voor akkergewassen. Door de ontkopppeling van de premies, zal de boer opnieuw een correcte keuze kunnen maken voor het gewas dat teelttechnisch het best op zijn plaats is.

Wat de ontkoppeling van de rundveepremies betreft, is het antwoord al heel wat complexer. Wervel is zich ervan bewust dat enige vorm van continuïteit op de bedrijven noodzakelijk is. Boeren hebben vaak investeringen gedaan; zij hebben zich daarvoor gebaseerd op de te verwachten rentabiliteit. Als die economische verwachtingen te drastisch worden gewijzigd, dan leidt dit zonder meer tot het bankroet van heel wat bedrijven. Daarom is Wervel ervan overtuigd dat minstens de zoogkoeienpremie gekoppeld moet blijven.

We vinden wel dat de overheid een lange-termijn beleid kan uitstippelen voor de sector. Het kan bv. een optie zijn om deze premies nog slechts 15 of 20 jaar gekoppeld te houden. Tegen die tijd zijn er immers heel wat investeringen afgeschreven. Maar de lange-termijn planning die een individuele boer moet maken, is voor de overheid blijkbaar science-fiction en dus niet bespreekbaar. Wervel vindt een lange-termijn beleid echter nuttig en noodzakelijk. In dat kader vragen we aan de overheid om de voor- en nadelen van een gras- en akkerlandpremie grondig te evalueren.

In de praktijk zal ook veel afhangen van de keuzes die gemaakt worden in onze buurlanden. We hebben nu eenmaal een ééngemaakte Europese markt, we vinden dat daar dan ook zo veel mogelijk dezelfde spelregels moeten gelden. Wervel pleit er dan ook voor om het al of niet koppelen van de rundveepremies af te stemmen op het beleid van onze buurlanden. Als we er niet in slagen om dit op Europees niveau te regelen, dan kan dit misschien wel via bilaterale gesprekken. België kan en moet hierin het voortouw nemen.

We pleiten er met Wervel ook voor om de nodige begeleidende maatregelen voor jonge boeren te voorzien. De bedrijfstoeslag wordt immers een nieuw kapitaalelement in de landbouw, net zoals de melkquota dat werden. Om een bedrijf over te nemen, moet de jonge boer dus weer een extra hindernis nemen, nog meer kapitaal investeren, maar daar staat geen bijkomende productie tegenover, geen extra inkomsten.En welke kansen zitten er in de cross-compliance? Cross-compliance is een term die erop wijst dat er voorwaarden gekoppeld worden aan het toekennen van steun aan de boeren. Dat is niet nieuw. Er zijn altijd voorwaarden geweest; de belangrijkste voorwaarde is dat een boer moet produceren. Hij ontvangt steun voor zijn bijdrage aan onze voedselzekerheid.Nieuw is dat deze voorwaarden verruimd worden tot een aantal aspecten i.v.m. milieu en dierenwelzijn. Het gaat grotendeels over bestaande richtlijnen, die moeten in principe zowieso gerespecteerd worden. Die voorwaarden zijn dan ook niet echt nieuw te noemen.

Er wordt bovendien verwacht dat de boer de gronden in goede staat houdt. Maar het is absoluut niet duidelijk hoe dat laatste moet geïnterpreteerd worden.

De natuurbeweging in Vlaanderen heeft al te kennen gegeven dat ze deze voorwaarden willen aangrijpen om nieuwe beperkingen op te leggen aan de boeren. En dat zet de poppen uiteraard aan het dansen… 

Wervel stelt daartegenover dat de cross-compliance in geen geval mag leiden tot een nieuwe polarisatie tussen landbouw en natuur. Het tegen elkaar opzetten van boeren en natuurliefhebbers verlamt de dialoog al jaren en heeft noch voor de boeren, noch voor de natuur winst opgeleverd.

Voor de reglementering en de controle in het kader van de bestaande richtlijnen, heeft ons land heel wat structuren en administraties. Het is dan ook niet relevant om in het kader van de cross-compliance een parallel systeem uit te werken. De overheid kan haar energie beter benutten door de bestaande structuren en controles te optimaliseren. De info die ze op die manier verzamelt kan gebruikt worden om te checken wie de regels van het spel volgt.

Daarnaast is Wervel van oordeel dat de cross-compliance niet mag aangewend worden om de boeren voor de zoveelste maal het vuur aan de schenen te leggen met nieuwe wetten en regeltjes. Het is immers economisch niet rechtvaardig en praktisch niet haalbaar om onze boeren strengere voorwaarden op te leggen dan de boeren in onze buurlanden. Ook hier stellen we dus dat het belangrijk is dat er gelijke regels zijn in de verschillende lidstaten. Maar nog veel belangrijk is het feit dat je geen duurzame landbouw creëert met steriele regeltjes en wetten.

Een echt duurzame landbouw wordt pas mogelijk als boer en boerin de ruimte krijgen om duurzaam te produceren. Economische ruimte hebben ze nodig, maar die geeft het nieuwe landbouwbeleid zeker niet. Maar ook fysieke ruimte, gronden moeten er zijn om duurzaam en dicht bij de lokale consument aan landbouw te doen. En daarvoor is heel wat meer nodig dan de cross-compliance! 

Frederik Claerbout, Coördinator

27 april 2004