Ga naar de inhoud
GATTtribunaal

In 1992 liep er bij Wervel een petitie voor een landbouw met toekomst, een actie  voor rechtvaardige prijzen, maar in 2016 maar actueler dan ooit. Aanleiding voor de petitie was het voorakkoord dat in het kader van de moeizame GATT1-onderhandelingen op 20 november 1992 was afgesloten tussen de Verenigde Staten en de EU (toen nog EG).Ten andere was het ook de periode van de instorting van de Sovjet-Unie en van het Oostblok.

Het kapitalisme, met grote ordewoorden als deregulering en concurrentie, zou meer dan ooit de toon gaan zetten in het (landbouw)economisch beleid. Analyse van het probleem en van de achtergronden GATT (liberalisering wereldhandel) en GLB-hervorming. De VS had dit voorakkoord op de EG afgedwongen onder dreiging van een handelsoorlog. het GATT-compromis was op zich ook bijzonder bedreigend. Het zou de toen 30 jaar oude fundamenten van het EG-landbouwbeleid ondergraven door de bescherming van de Europese markt tegen variabele wereldmarktprijzen af te bouwen. Niet toevallig had de EG enkele maanden eerder het zogenaamde Mac Sharry-hervormingsplan goedgekeurd van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Dit plan had de weg geëffend naar het GATT-compromis. Als antwoord op de aanslepende overschotten op de EG-landbouwmarkt zouden door dat plan vanaf 1993 de Europese marktordeningen voor onder meer de granen, grondig hervormd worden. Lees: een drastische daling van de minimumprijzen voor de boer, daling die slechts gedeeltelijk gecompenseerd zou worden door voorwaardelijke inkomenssteunpremies. Die premies zouden gekoppeld worden aan de verplichting tot braaklegging van een deel van de akkers.

Via deze lage prijzenpolitiek zou de EG haar exportbelangen kunnen vrijwaren zonder gebruik te moeten maken van de omstreden exportsubsidies. Bovendien zouden daardoor de basisgrondstoffen voor de voedings- en de veevoedernijverheid op de Europese interne markt veel goedkoper worden. Het plan bevatte een gelijkaardige hervorming voor rundvlees en melk.

De echte inzet was echter niet het streven naar marktevenwichten. De zo bekritiseerde melkplassen, graanbergen en vleesoverschotten van de jaren 1970 tot 1990 waren vooral voortgekomen uit een overeenkomst die de VS en de EG in 1962 al hadden gesloten, via de zogenaamde Dillon-ronde. In ruil voor een zekere bescherming van de Europese landbouwmarkten voor granen, rundvlees en zuivel zou de EG een onbeperkte en heffingsvrije invoer moeten toestaan van onder meer oliehoudende zaden, waaronder soja. Deze producten waren een goedkope grondstof voor de veevoederindustrie, waardoor het graanverbruik in de EG sterk terugliep.

In de petitietekst lezen we dat begin van de jaren ’90 de EG aldus met zware exportsubsidies 30 miljoen ton graan uitvoerde, terwijl 60 miljoen ton graanvervangers heffingvrij in dezelfde EG werden ingevoerd. Liberalisering en economie zijn twee verschillende zaken. De GATT gaf prioriteit aan maximale toegankelijkheid van goedkoop voedsel in een vrije wereldhandel boven het ontwikkelen van voedselautonomie of voedselsoevereiniteit voor de Derde Wereld.
In de lage grondstofprijzen waren echter, noch de inkomensverliezen verrekend die de boeren en boerinnen hierdoor leden, noch de milieukosten. Zo was er de kaalkap van regenwouden en van andere ecosystemen en om soja te kunnen telen, naast de chemische verontreiniging. In onze contreien was er de overbemesting door de intensieve veehouderij, de verzuring van water en lucht, naast eveneens de chemische vervuiling en de achteruitgang van de biodiversiteit.

  1. In wiens belang is het dat voedsel- en voedergrondstoffen wereldwijd onder de kostprijs verhandeld worden?
  2. Waarom houden de wereldhandelstransacties niet in de eerste plaats rekening met voedselautonomie aan de ene kant?
  3. Waarom geven ze geen ruimte aan het vermijden van overaanbod aan de andere kant?

 

De vaststelling van bovenstaande feiten en het antwoord op de vragen die ze oproepen, brachten de initiatiefgroep ook in 1992 al bij het gegeven dat zowel de wereldhandel als de voedselketting gecontroleerd worden door een steeds kleiner aantal transnationale ondernemingen (TNO). Hun marktmacht is omgekeerd evenredig met hun aantal. Daarrond zit een netwerk van financiers en politici verweven. Het beleid wordt geschreven en gevoerd vanuit deze belangen.

 

Inhoud van de petitie

De petitie was op volgende uitgangspunten gebaseerd:

1. boeren en boerinnen hebben recht op een rechtvaardige prijs;
2. die prijs wordt gekoppeld aan een daadwerkelijke beperking van de productie, afgestemd op de voedselbehoeften in de EG en op een duurzame bedrijfsvoering, met kwaliteitsgarantie voor de verbruikers.

Wat het eerste uitgangspunt betreft:
in verwijzing naar de aanslepende of de regelmatig terugkerende prijzencrisissen zoals in de varkenssector en de melksector, is een rechtvaardige prijs de weerspiegeling van de echte kostprijs, die onder meer een arbeidsvergoeding inhoudt die gelijkwaardig is aan het gemiddelde van lonen en wedden in de rest van de economie.

Wat het tweede uitgangspunt betreft:
om alle situaties op te vangen die zich vanaf de jaren 2000 voordeden, met terugkerende zowel opwaartse als neerwaartse prijsschommelingen, zouden we vandaag de term beperking van de productie wellicht vervangen door regeling van het aanbod.

 

Draagvlak, verspreiding, respons en opvolging

De actie ging formeel van start op 10 december 1992. De Initiatiefgroep voor de petitie telde in Vlaanderen gaandeweg meer dan 50 organisaties zoals landbouworganisaties, consumentenbonden, milieu- en natuurorganisaties, socio-culturele bewegingen, vakbonden, e.a.
Ook in Wallonië werd de petitie opgenomen, door de Coalition pour une Agriculture de Qualité. Verder ook door de Europese Boerenvereniging (EBV), die 14 leden-organisaties had o.a. in Portugal, Spanje, het VK, Duitsland, Nederland, Frankrijk en België. De petitie werd in het Frans, Engels, Duits, Grieks en Spaans vertaald en verstuurd naar andere coalities in Europa.
In mei 1993 vond in Mons een congres plaats van deze coalities en de oprichting van de internationale boerenbeweging. Via Campesina was een feit.
In december 1993 volgde er een opvolgingsconferentie van de petitie in Brussel.
Naast getuigenissen van mensen die hun werk maakten van de petitie, werd een panelgesprek gehouden met vertegenwoordigers van diverse landbouworganisaties.

Het idee van een duurzame landbouw werd concreet vertaald in een praktijkmodel van wat een duurzaam melkveebedrijf zou kunnen zijn. Agro-ecologie avant la lettre, als het ware.

De petitie liep gedurende twee jaar en werd ondersteund door panelgesprekken en verslagkranten. Alles verliep nog zonder e-mail en dus via de gewone post naar het contactadres te Zonnebeke (hoeve Van Walleghem). Uiteindelijk kon Wervel in 1996 een pak petities, met meer dan 100.000 handtekeningen, overmaken aan de Belgische Minister van Landbouw Karel Pinxten te Brussel.

Er werd over de actie verslag uitgebracht in het TV-journaal. We mogen er zeker van uitgaan dat het initiatief als een vlam was die bij velen blijvend een lichtje heeft doen branden!

 

Anno 2016: meer dan ooit actueel

In 1992 kwam het gemiddeld arbeidsinkomen in de Belgische landbouw op 80% van het gemiddeld arbeidsinkomen van alle loon- en weddetrekkenden. In 2001, acht jaar na de start van het Mac Sharryplan, is het verschil er nog groter op geworden: het gemiddeld arbeidsinkomen was tot 69% gedaald van het vergelijkbaar inkomen buiten de landbouw.

Sinds een dertigtal jaar is de algemene tendens dat de voedselprijzen sneller stijgen dan de prijzen van de voedselgrondstoffen. De prijsindex van de landbouw kent bovendien, zoals na het GATT-akkoord verwacht kon worden, sterke schommelingen van jaar tot jaar. In 2014 kwamen daarbovenop nog het handelsembargo door Rusland en de dalende exportmogelijkheden als gevolg van de economische recessie in China. Dat veroorzaakte  opnieuw prijsdalingen voor groenten, fruit, vlees en melk. Na het wegvallen van de melkquota in april 2015 waren ook in deze sector de laatste remmen op het marktaanbod los, terwijl de markt krimpend was.

Dat alles leidde in 2014 tot een verdere uitgesproken zware inkomensdaling voor de boeren.

In de loop van 2015 ging de situatie op de zuivelmarkt nog verder achteruit. In juli en in september kwamen er uit heel wat Europese landen, net als in 2008 en later, harde protestacties van de boeren zonder uitzicht op toekomst.

Naast een volwaardige arbeidsvergoeding bevat een rechtvaardige prijs de kost voor een milieuvriendelijke of duurzame productie. Een stabiele prijs waarin een minder opgedreven productieniveau verrekend is, zou globaal een ecologisch én economisch gunstiger eindresultaat kunnen opleveren. De noodzakelijke voorwaarden hiertoe, zoals

  • behoud of verbetering van de biodiversiteit,
  • bescherming van de bodem,
  • zuiverheid van het grond- en oppervlaktewater,

worden beter vervuld door een bedrijfsbeheer dat letterlijk en figuurlijk de nodige ruimte laat voor deze aspecten.

Het beleid dat sedert de hervorming van 1992 ontwikkeld werd, past het omgekeerde principe toe: extra maatregelen voor het behoud van milieu en natuur moeten nu door de overheid vergoed worden en zitten bovendien niet verweven met het bedrijfsbeleid. In een ruimere context denken we aan het verlies van biodiversiteit en aan de klimaatgevolgen van de energie-intensieve landbouwproductie, voedingsindustrie en -handel (import en export).

Het pad van de liberalisering: welk perspectief?

De hervorming van 1992 heeft weliswaar geresulteerd in de afbouw van de omstreden marktoverschotten. Ook de export-restituties werden afgebouwd, maar eigenlijk was dit camouflage voor een verschuiving van de exportsubsidies naar een systeem van lage prijzen en inkomenssteun, die aldus als exportsteun op de wereldmarkt fungeren. Het bracht geen oplossing voor het inkomensprobleem. Integendeel. Intussen is de afvloei uit de landbouw onverminderd blijven doorgaan. Het verdere pad was bezaaid met verschillende crisismomenten. We denken aan de dollekoeienziekte (1997), de dioxinecrisis (1999), de quasi permanente crisis in de varkenssector en de opeenvolgende crisissen in de melksector. Maar daarmee stopt het niet.

Waar een kwarteeuw geleden gestreefd werd naar een wereldwijde liberalisering, althans voor de economisch machtigen, is vandaag het speelveld voor de vrijhandel ingeperkt doordat de Derde Wereldlanden het spel van de WTO – de huidige en vastgelopen WTO-onderhandelingsronde startte in 2001- te ongelijk vonden. Dan maar de bakens verzetten naar een bilaterale vrijhandelsruimte, zoals de TTIP3. Ook hier is de verborgen agenda van de trans- of multinationale ondernemingen aan zet. Vandaar dat terecht gevreesd wordt voor een volgende sociale en ecologische nivellering naar beneden. Het perspectief kwam van onderuit. Lokaal, Ecologisch én Fair (LEF): deze drie-eenheid staat in de landbouw, voor wat je de visuele en concrete vertaling zou kunnen noemen van agro-ecologie.

Lokaal: verwerking en verkoop op de hoeve, boerenmarkten, CSA (door de gemeenschap ondersteunde landbouw), voedselteams, groenteabonnementen… Ecologisch, want wég met duizenden voedselkilometers.
Fair: de prijs wordt “win-win” overeengekomen tussen boer en consument. Daaruit zou een perspectief moeten kunnen groeien op een algemeen Lokaal, Ecologisch en Fair beleid.

Waarom wordt bijvoorbeeld niet méér geïnvesteerd in lokale (Europese) eiwithoudende teelten (klaver, lupine, hennep,…), wat de druk om massaal soja-eiwit te importeren zou doen afnemen? Ook een fair prijsbeleid voeren is mogelijk: dit is een kwestie van produceren in functie van wat nodig is en dus niet in functie van (groot)handelsbelangen, gekoppeld aan een prijs die gebaseerd is op het kostenplaatje, uiteraard inclusief een faire arbeidsvergoeding en inclusief de vergoeding voor een ecologisch verantwoorde productiewijze.

Het is belangrijk dat de overheid een consequent, samenhangend en veelzijdig beleid gaat voeren dat op elk terrein de LEF-elementen in zich draagt. De Belgische boerderij en de daarmee verweven voedselketting zouden één LEF-geheel moeten worden. LEF: de keuze tussen het verderzetten van het huidige schizofrene beleid, omwille van business as usual, of het uitwerken van een beleidsvisie op langere termijn, gebaseerd op grondig onderzoek, onder meer door de boer en de bevolking te bevragen, en een verantwoordelijke afweging te maken van alle sociale, economische en ecologische kosten. Er is vraag naar een LEF-beleid, want er is de positieve evolutie van het LEF-koopgedrag en het grote ongenoegen van de talrijke boeren die de opeenvolgende marktfalingen meer dan beu zijn. Minstens moet het denken in termen van “Lokaal – Ecologisch – Fair” de bestaande structuren inspireren tot werkbare oplossingen voor het uitbouwen van een landbouw in boerenhanden: boeren die via eerlijke prijzen hun bedrijvigheid kunnen laten samengaan met de natuur zodat beide functies zich kunnen ontwikkelen tot elkaars voordeel. Zo is Wervel er niet alleen om het onrecht tegen mens en milieu vast te stellen en aan te klagen, maar ook om tezelfdertijd zo breed mogelijk actie te voeren voor een concreet alternatief en om zo ook druk uit te oefenen op het beleid.

Annick Declercq, Wies De Troch, Joris Van Walleghem en Luc Vankrunkelsven
(De initiatiefgroep vanuit Wervel was indertijd uitgebreider, met o.a. Prof. Tillo Behaeghe, Peter Breughelmans (+), e.a.)
info:
    
GATT = General Agreement on Tariffs and Trade. Vanaf 1994 werd dit de WTO     (World Trade Organisation). De doelstellingen van GATT en WTO zijn de liberalisatie van de handel wereldwijd, onder meer door de afbouw van de douanetarieven.
    
Gegevens van het Centrum voor Landbouweconomie, gepubliceerd in “De Nieuwe     Landbouw”, E. Mathijs (2004)
    
Transatlantic Trade and Investment Partnership tussen de VS en de EU
Tijdens deze actie verschenen diverse Werveluitgaven over WTO en aanverwanten. Ze zijn anno 2016 nog lezenswaard en kunnen op het kantoor aangevraagd worden.