Ga naar de inhoud
Geld en duurzaamheid

BOEKBESPREKING Bernard Lietaer e.a. (2012), Geld en duurzaamheid. Van een falend geldsysteem naar een monetair ecosysteem.  Jan van Arkel, 290 p.

Geld

  • vergemakkelijkt de uitwisseling van goederen en diensten
  • laat toe een spaarpot aan te leggen
  • fungeert als rekeneenheid bij vergelijking van valuta, bijvoorbeeld de euro tegenover de dollar.
  • is de spil van de economie, maar het huidige geldstelsel is geen onverdeelde zegen en is dringend toe aan vernieuwing.

Daarover gaat het boek van de Amerikaanse Belg Lietaer.

Actualisering van “Geld van de toekomst”

Dit boek is een actualisering van zijn eerdere boek Het geld van de toekomst. Een nieuwe visie op welzijn, werk en een humanere wereld van 1999 (*), waarin veel van de economische en financiële rampspoed van de laatste jaren feilloos werd voorspeld. Een bevlogen boek ook waarin de economie een menselijk gelaat krijgt en waarin sociologie en ecologie een evenwaardige plaats krijgen naast de economie. Sterker nog: voor de econoom Lietaer is de economie geen gesloten systeem maar een instrument dienstbaar aan het sociale leven dat begrensd wordt door de mogelijkheden en beperkingen van de ecologie of eenvoudigweg: de natuur.
Economie is voor hem geen op zichzelf staande wetenschap, maar een met de samenleving vervlochten instrument dat de ontwikkelingen van die samenleving moet volgen en zich daaraan moet aanpassen. Hetzelfde geldt voor het geldsysteem. Geld is geen gedragsmatig neutraal en passief ruilmiddel, neen, het is iets abstracts, namelijk een overeenkomst binnen een samenleving om iets als bijvoorbeeld graan (onze tienden ooit), goud, een bedrukt papiertje, of een digitale notering, als ruilmiddel te aanvaarden. Het bestaat zo lang als er algemeen geloof aan gehecht wordt. Anders zou bijvoorbeeld Bancontact niet werken.

Negatieve mechanismen van ons monetair systeem

Ons monetair systeem dat gebouwd is rond de euro of rond de dollar, is echter instabiel omdat er een aantal negatieve mechanismen zijn ingebouwd, die verregaande gevolgen hebben.

  1. Het geldscheppingsproces, zoals de verlening van een hypotheek voor een nieuwe varkensstal door de bank, heeft de neiging procyclisch te zijn, met andere woorden: de stijgingen en dalingen van de conjunctuurcyclus te versterken (boeren kennen het begrip varkenscyclus’)
  2. Het stimuleert, wegens de ingebouwde renteprikkel, kortetermijndenken en ontmoedigt het in het oog houden van langetermijneffecten, waaronder sociale en ecologische effecten.
  3. De in onze samenleving algemeen aanvaarde opvatting dat geld lenen rente (interest) kost bovenop de verplichting tot aflossen, sterker nog, dat wij samengestelde interest normaal vinden, dwingt de economie in een groeikeurslijf: binnen die afspraak moet onze economie noodzakelijk groeien om stabiel te zijn. Maar die ‘noodzakelijke’ groei stuit op ecologische grenzen.
  4. Het systeem leidt tot concentratie van rijkdom.

Lietaer bepleit niet om het bestaande monetair systeem af te schaffen, wel om het aan te passen en vooral om alternatieve geldsystemen een kans te geven en daarmee de economie stabieler te maken; hij pleit voor een monetaire diversiteit in vergelijking met ecologische diversiteit.

Levend kapitaal of alternatieve geldsystemen

Het is denkbaar om de spaarfunctie van het geld te accentueren. Denk bijvoorbeeld aan het vee van nomaden, dat hen door de winter of door de droge periode heen helpt. Of denk in het kader van agroforestry aan bomen als levende spaarpotten: inflatiebestendig,  zelfs beveiligd tegen een monetaire crash en bijdragend aan de CO2-vermindering… Een stormverzekering is evenwel nodig zoals bij onroerend goed gebruikelijk.
Er zijn ook alternatieve geldsystemen van heel andere aard, die zo zijn ingericht dat het oppotten (sparen) juist ontmoedigd wordt. Dat kan eenvoudig door het vasthouden van dat soort munten (of briefjes of digitale tegoeden) te belasten met een rente, een vorm van statiegeld. Daardoor blijft die munt in roulatie en zo stimuleert zij de economie. Er zijn voorbeelden van lokale of ook landelijke aard, zoals  het WIR-systeem in Zwitserland, dat al 80 jaar functioneert als complementaire munteenheid. Of een munteenheid voor gezondheidszorg die doorheen Japan parallel met de yen functioneert. De rekeneenheid is niet de Yen, maar een uur dienstverlening aan bejaarden of hulpbehoevenden. Wie ze verdiend heeft kan ze bijvoorbeeld ter beschikking stellen van ouders die ergens anders in Japan wonen. Overheden lijden op geen enkele wijze schade door deze activiteiten; zij kunnen volstaan met een neutrale houding. Soms zoals in Nieuw-Zeeland en de VS worden alternatieve geldsystemen door de overheid gestimuleerd.

Bankschuldgeld

Lietaer leert ons dat het in het huidige systeem niet de overheid is die het geld schept, maar dat het de banken zijn; hij spreekt van bankschuldgeld. De alternatieve geldsystemen die hij vermeldt, tonen aan dat evengoed ngo’s of sociale instellingen geld kunnen scheppen. Ook bedrijven doen dat, denk aan airmiles – er zijn wereldwijd airmiles-tegoeden in omloop waarmee je 600 miljoen keer om de aarde kunt vliegen. Dat heeft echter weinig sociaal of ecologisch belang, maar is een vorm van klantenbinding.
Ook brengt Lietaer de instabiliteit van de valutawisselmarkt ter sprake, die een groot risico vormt voor de internationale handel. Verlaging van dit risico is mogelijk door de invoering van een handelsreferentievaluta, in de vorm van een inflatiebestendig standaardpakket van een dozijn van de belangrijkste goederen en diensten op de wereldmarkt – veiliger dan de in 1971 verlaten gouden standaard. Hij spreekt van een Trade Reference Currency die wereldwijd als een complementaire munt kan fungeren en mits ze algemeen aanvaard wordt, sterk stabiliserend zou kunnen werken
.

Ontstaan van belastingheffing

Vanuit historisch oogpunt is het interessant te lezen dat belastingheffing de stimulans is geweest voor de ontwikkeling van het moderne geldsysteem; oorlog was de eerste prikkel tot belastingheffing. Holland en Engeland hebben het uitgevonden in de 17e en 18e eeuw. De Engelsen hebben nog meer op hun kerfstok. In koloniale gebieden waar nog geen geldsysteem bestond, werd dat listig ingevoerd door inheemse stammen onroerend-goed-belasting op te leggen. Dit dwong mensen die volledig op ruilhandel waren ingesteld, elders dan op eigen erf en buiten de eigen gemeenschap te gaan werken om geld te verdienen teneinde de belasting op een fictief kadastraal inkomen op te brengen.

Gert Coppens

VOETNOOT (*) Het boek uit 1999 is niet meer in de handel, maar kan je lezen op wervel.be/lietaer (helaas zonder afbeeldingen).