Ga naar de inhoud

Wervel werd uitgenodigd om te spreken op een bijeenkomst van de BAMST, de Belgian Association for Meat Science and Technology. Jaarlijjks organiseert deze club van vleesonderzoekers een symposium voor de stakeholders uit de sector: van slachterijen tot vleesverwerkers, van Boerenbond tot VLAM. Die uitnodiging namen we met dankbaarheid aan, om het te hebben over Zondag Vleesdag.

Dit jaar was het centrale thema van de studie “de plaats van vlees en vleeswaren in ons eetpatroon”. Het is bewonderenswaardig dat BAMST die kritische vraag stelt, voor een publiek dat economisch belang heeft bij een hoge vleesconsumptie. Wervel hield er een pleiodooi voor Zondag Vleesdag. Want minder én beter vlees is goed voor de boer, de burger, het milieu en de overheid.

Geen van de sprekers ging in op de precaire positie van de landbouwer in het gangbare veehouderijmodel. Behalve Wervel uiteraard. We hekelen de hoera-stemming die heerst over nieuwe exportlanden – varkensvlees naar China (!); de positieve financiële handelsbalans van de Vlaamse voedingssector – vooral dankzij de dierlijke producten; of de economische records die onze voedingsindustrie jaarlijks breekt.

De vraag die Wervel zich stelt is: What’s in it for the farmer? Wel, de laatste jaren alleen maar stront en miserie. Die stront mag letterlijk genomen worden. De intensieve veehouderij zadelt ons nog steeds op met een kanjer van een mestprobleem. Dat moet worden weggewerkt met peperdure mestverwerking. End-of-pipe technologie, in plaats van het probleem aan te pakken bij de bron: een daling van de veestapel tot op het niveau van grondgebonden landbouw.

Dit veehouderijmodel wentelt zijn kosten af op de maatschappij: 1/ de economische malaise en de tredmolen van schaalvergroting drijft boeren naar de uitgang. De tewerkstelling daalt jaarlijks met vier procent. De opvolging bij 50+ veehouders draait rond de 15 procent. 2/ de water- en luchtkwaliteit is in Europa nergens zo slecht als in Vlaanderen. Intensieve veehouderij draagt hier in belangrijke mate aan bij. De zuivering kost de maatschappij fortuinen. 3/ de overconsumptie van vlees leidt tot grote kosten voor de gezondheidszorg. Gezondheidsraden waarschuwen, maar de overheid blijft bij monde van VLAM vlees promoten.

Tot zover het negatieve verhaal. Er zijn wel degelijk mogelijkheden om met vlees en zuivel postief bij te dragen aan een duurzame maatschappij. Maar dan moet het met minder én beter. Vlaanderen is er trouwens de ideale regio voor. Met de consument overal in de buurt, moet er geïnvesteerd worden in de uitbouw van de korte keten. Met meer dan 200,000 ha grasland kan een mooie kudde herkauwers worden aangehouden voor vlees en melk, en voor kwalitatieve stalmest die de vruchtbaarheid van de landbouwbodems op peil houdt. De Vlaamse voedingsindustrie produceert heel wat rest- en afvalstromen die kunnen gevaloriseerd worden door kippen en varkens.

En zo kom je tot een veehouderij die wel meerwaarde creëert voor de maatschappij: de boer krijgt een eerlijke prijs voor een kwalitatief, authentiek en gedifferentieerd product; de gezondheid van de burger verbeterd door minder vlees in het dieet; het milieu op de boerderij en in de natuur verbetert door minder mestdruk. De export van varkenskarkassen creëert zowat het omgekeerde. Wat een idee ook om als mini-Vlaanderen daar een missie van te maken. Wij hebben andere troeven om uit te spelen!

Van het voorgestelde veehouderijmodel staan we nog ver af. We maken ons ook geen illusies dat de overheid en de sector hier werk van zullen maken – ook al vonden zij onze bijdrage “sympathiek”. Het is dus aan de burgers, verlichte politici en wetenschappers én vooral aan de pionierende veehouders om aan te tonen dat Zondag Vleesdag rendeert.

Na de presentatie kwamen er twee opmerkingen waar op ik graag nog even terug kom. Daar had ik op dat moment de gelegenheid niet toe:

Anne-Marie Vangeenberghe, woordvoerder van Boerenbond, vond dat we in ons betoog geen rekening hielden met de geglobaliseerde context waarin de landbouwsector opereert. Uiteraard kan je niet volledig om de globalisering en liberalisering heen, als klein Vlaanderen. Maar wat er geïnvesteerd wordt in alternatieve productie- en afzetsystemen is peanuts. Vlaanderen blijft inzetten op de productie én export van bulkvoedsel met weinig toegevoegde waarde. Bovendien is Boerenbond vóór alles wat de globalisering en liberalisering verder in de hand werkt, denk maar aan TTIP en de afschaffing van de melkquota. Of het stuurt gezamenlijke communiqués met de supermarkten en de voedingsindustrie, na een documentaire over oneerlijke prijzen in de landbouw. Wat moet de boer daar van denken…?

Een medewerkster van VLAM stelde dat we haar organisatie verkeerdelijk en herhaaldelijk bestempelen als een overheidsinstantie. “VLAM behartigt de economische belangen van de Vlaamse landbouw- en voedingssector”, aldus de mevrouw. Ten eerste is het zo dat VLAM voor 20% gefinancierd wordt door de overheid. Van een overheid verwacht je niet dat ze vlees promoot, als er eigenlijk al te veel wordt van gegeten. Ten tweede, als VLAM economische belangen behartigt, hoe kan het dan dat hun boodschappen de stempel “van algemeen nut” meekrijgen?

De presentatie voor BAMST vindt u hier.

Lees ook Wervels Pleidooi voor Zondag Vleesdag.

Benny Van de Velde