Ga naar de inhoud
Vormsnoei bij 9-jarige noten

Ecologisch

Negatieve ecologische interacties

Zoals bij de voordelen al aangehaald, is efficiëntie eigenlijk cruciaal in agroforestry. Toch wordt competitie voor zowel boven- als ondergrondse hulpbronnen vaak beschouwd als belangrijkste obstakel om bomen en gewassen te mengen. Deze nadelen kunnen voor een deel beperkt worden door juiste keuzes in het ontwerp van het systeem en daarover gaat dit deel.

Competitie voor licht

Vooral in noordelijker gelegen landen wordt licht vaak als belangrijkste probleem gezien. Maar de hoeveelheid licht hangt niet alleen af van de breedtegraad (en bewolking), maar ook van de architectuur van de boom, het moment waarop die in blad komt, en de hoeveelheid licht die het gewas op elk moment nodig heeft om optimaal te kunnen groeien.

Een goed agroforestry-ontwerp houdt eerst en vooral in dat een juiste combinatie van boom en gewas wordt gezocht. Bijvoorbeeld een boomsoort zoals de walnoot

Vormsnoei bij 9-jarige noten

die laat blad zet, en nog veel licht door zijn kruin laat en daardoor weinig in competitie voor licht komt met het onderstaande wintergraan, dat in het stadium van afrijping met iets minder licht kan. Ten tweede is de dichtheid van de bomen cruciaal: bij teveel bomen zal schaduw sterk doorwegen als de bomen ouder worden, bij minder bomen speelt dit nadeel des te minder. Uit onderzoek blijkt dat bij een boomdichtheid van 50 bomen per hectare de minderopbrengst aan het einde van de bedrijsftijd (als de bomen kaprijp zijn) 20% bedraagt van wat een monocultuur zonder bomen zou opbrengen. Daarnaast moet de nodige aandacht gaan naar de vormsnoei en het in toom houden van de kroonontwikkeling zodanig dat de oppervlakte van de schaduw niet te groot wordt. Men kan met een hoogtewerker zelf de hoogte kiezen tot waar men zijtakken wegneemt. Zo kan men het kroonvolume (en dus schaduw) aanzienlijk beperken en dit levert ook voordelen op voor de houtkwaliteit van de stam. Hoe langer de stam zonder zijtakken, hoe interessanter het wordt voor de houtverwerkers die hier graag meer voor betalen. Bovendien levert dit soort snoei een open parkachtig landschap op dat zeer mooi oogt. Als belangrijke maatregel geldt ook een noord-zuid oriëntatie van de bomenrijen. Op die manier kan de lichthoeveelheid voor de tussenteelt zo groot mogelijk worden gehouden. Bovendien zijn de overheersende winden in onze contreien westenwinden, en zal een noord-zuid oriëntatie van de bomenrijen ook het meest windremmend effect hebben. Nog een maatregel kan zijn om naarmate het agroforestrysysteem in een stadium komt waar de bomen echt groot beginnen te worden, de strook voor tussenteelt steeds smaller wordt gemaakt. Er kan ook gekozen worden om een schaduwtolerant gewas te introduceren, de tussenteelt te stoppen of de overgang te maken naar grasland.

Competitie voor water en nutriënten

De studie naar ondergrondse interacties tussen gewassen en bomen is zeer tijdrovend en bijgevolg bestaat hier niet veel onderzoek over. Toch kan men indirect inschatten hoe boomwortels en gewaswortels elkaar beïnvloeden, door naar de groei van de gewassen en de hoeveelheid bodemvocht te kijken.

Terug hangt veel af van de wortelarchitectuur. In agroforestrysystemen zal men steeds trachten te zoeken naar complementair wortelende soorten, bijvoorbeeld diepwortelende boomsoorten in combinatie met oppervlakkiger wortelende gewassen. Maar zelfs boomsoorten met een penwortel die de diepte in gaat, zullen vaak eveneens een oppervlakkig wortelstelsel hebben. Wintergewassen die een wortelstelsel ontwikkelen net na het ploegen zijn dan ook aangewezen zodanig dat de gewassen zich al kunnen vestigen voordat de boomwortels beginnen groeien in de lente. Door de bodembewerking van de tussenteelt zullen de oppervlakkige boomwortels minder kans maken en de diepergaande meer. In een bos gebeurt dit veel minder: bosbomen zijn dan ook gevoeliger voor lange droogtes dan agroforestrybomen. Een andere manier om de oppervlakkige boomwortels in te dijken is om deze te snoeien, of een geul te voorzien tussen de bomen en de gewassen.

In kaprijpe agroforestrysystemen (populieren en tarwe) in Frankrijk werd aangetoond dat wintergewassen een ongebruikelijk diep wortelpatroon veroorzaken bij de bomen. Deze agroforestrybomen vormen met hun wortels een netwerk dat water en nutriënten recupereert die anders zouden doorspoelen naar het grondwater, of zouden afvloeien en erosie veroorzaken.

De opbrengstdaling door wortelconcurrentie dichtbij de bomen die kan optreden wordt vaak gecompenseerd door een opbrengststijging in het midden van de tussenteelt. Deze is mogelijk doordat het midden van de tussenteelt optimaal profiteert van het windschermeffect, en minst nadeel ondervindt van de licht- en waterconcurrentie.

Wegens het groeipotentieel en het lange groeiseizoen, kunnen voedergewassen zoals gras, klaver en alfalfa zeer sterk in competitie treden met bomen waardoor de boomgroei vertraagd wordt, vooral bij nieuw aangeplante bomen. Dit kan worden opgelost door een zone rond de aangeplante boom te bedekken met houtsnippers, of ook door de eerste 3 tot 6 jaren een tussenteelt te zetten waarbij consequent geploegd wordt voor er ingezaaid wordt. Op die manier kunnen boomwortels zich in die eerste jaren in de diepte ontwikkelen, en kunnen nadien gras, klaver of alfalfa ingezaaid worden. Dan zal de groei van de bomen niet vertragen.

Socio-economisch

subsidies

Subsidies spelen in de landbouw een cruciale rol. Wanneer geen subsidies zouden gegeven worden dan zou de keuze voor een gemengd landbouwsysteem zoals agroforestry redelijk voor de hand liggen. Nederlands onderzoek toonde aan dat, mochten er geen subsidies zijn, een agroforestrysysteem bestaande uit populieren met als tussenteelt maïs, suikerbieten of gras, wezenlijk hogere netto-inkomsten zou voortbrengen dan dezelfde soorten apart in monocultuur. Er wordt immers op eenzelfde hoeveelheid land meer geproduceerd wanneer de LER-waarde groter is dan 1. Wanneer echter subsidies gegeven worden voor monoculturen (van bomen of van gewassen), wordt de situatie complexer, zeker wanneer “agroforestrysystemen” niet door de wet erkend werden als subsidiabel landbouwsysteem. Dit is nu gelukkig achter de rug! Frankrijk heeft hierin reeds in 2001 het voortouw genomen door bepaalde subsidies toe te kennen (als agromilieumaatregel) voor opstart van agroforestrypercelen. Hierdoor is het aantal agroforestryprojecten in Frankrijk erg toegenomen. Nadien volgden andere Europese landen. Lees meer bij “Wat zegt de wet?”.

Toch zijn er ook voorbeelden waar agroforestry ondanks “monocultuursubsidies” economisch meer rendabel bleek. Walnootboomgaarden met begrazing geven op een termijn van 40 jaar een hoger rendement dan een puur grasland, zelfs wanneer een beheerssubsidie wordt toegekend voor het gras in monocultuur. Zie ook Nederlandse onderzoeksrapporten van 2001, 2002 en 2005 of het artikel in Boerderij over noten en grasland.

Mechanisatie en arbeid

De moeilijke toegang met machines wordt veel aangehaald als probleem van agroforestrysystemen. Dit klopt als men de bomen zeer dicht bij mekaar zet zoals bij kleinschalige agroforestry zoals permacultuur- of bostuinieren. De modernere systemen zetten de bomen echter op een rij waartussen machines voldoende plaats hebben om door te kunnen. Hiermee moet natuurlijk bij het ontwerp rekening gehouden worden. Afhankelijk van het soort machine waarmee men door moet voor de tussenteelt, kan de afstand tussen de bomenrijen bepaald worden. Voorbeeldje: wanneer men tussen boomrijen 30 meter laat, en de onderlinge afstand tussen bomen in de rij op 8 meter houdt, heeft men 42 bomen per ha. Daarnaast moet op de kopakker voldoende plaats worden voorzien om de landbouwmachines te kunnen draaien. Nog een onbekende is hoe loonwerkers hierop zullen inspelen, want afhankelijk van de dichtheid en de boom-gewascombinatie, kan het aangewezen zijn om de tussenteeltruimte progressief te laten versmallen naarmate de kruinen meer ruimte innemen en de schaduweffecten belangrijker worden. Normaalgezien worden loonwerkers per hectare betaald, dus hier zal ook moeten onderhandeld worden over de berekeningswijze, aangezien langs elke kant van de boomrij een strook van 1 à 2 meter onbewerkt blijft.

Vormsnoei laat ruimte voor machines

Vormsnoei laat ruimte voor machines

Het planten, snoeien en oogsten van het hout brengt uiteraard ook de nodige arbeid met zich mee, maar kan gebeuren in het kalme seizoen en is minder weersgebonden dan ploegen, zaaien en oogsten. Wanneer vruchtdragende bomen worden ingezet, is de oogst van de vruchten ook een tijdsinvestering. Ook is het oogsttijdstip van deze bomen soms moeilijk to combineren met de vereisten van de tussenteelt. Vandaar dat sommige onderzoekers voorspellen dat er zich een verschuiving zal voordoen van vruchtdragende boomsoorten naar kwaliteitshoutproducerende boomsoorten in agroforestrysystemen. Toch zijn er ook dubbeldoelbomen die zowel een degelijke kwaliteit van hout als een jaarlijkse oogst van eetbare vruchten voortbrengen, bijvoorbeeld de hybride kruising van de zwarte en de gewone walnoot.

De hoeveelheid extra arbeid per hectare hangt sterk af van de complexiteit van het ontwerp van het agroforestrysysteem. De hoogste graad van complexiteit vindt men bij permacultuursystemen, die vragen dan ook een grote inzet van arbeid bij opstart en zullen dus slechts op kleine schaal kunnen toegepast worden. Eénvoudigere vormen van agroforestry kunnen op zeer grote schaal worden opgestart. Het is echter verstandig om agroforestry gradueel in te voeren om de arbeidspieken van aanplant, snoei en oogst te kunnen spreiden, en ook de inkomsten uit de gewasproductie niet te bruusk te laten variëren. Bovendien kan bij een patrimonium met bomen van alle leeftijden flexibeler worden ingespeeld op de marktprijzen van het hout. Experten raden om die redenen aan om maximum 3 tot 5% van het areaal per jaar aan te planten om die redenen.

Veel agroforestrysystemen vragen een ondernemersmentaliteit van de bedrijfsleider of landeigenaar. Het vergt immers studie en het vraagt tijd om de afzetmarkt voor nieuwe producten (hout, vruchten, allerlei nicheproducten) te verkennen en veilig te stellen.

Investeringen

Agroforestrysystemen opstarten kost geld en arbeid, maar deze investering wordt slechts op middellange termijn terugverdiend. Als bovendien geopteerd wordt om al iets ouder plantgoed aan te kopen, kan deze kost oplopen: hoe ouder de boom, hoe duurder de aanplant, maar de investering wordt dan wel sneller terugbetaald. Daarnaast kan bij een aanplant in graasweide de kost om de jonge bomen te beschermen tegen vraat serieus oplopen. Als een beschermkooi gezet wordt met betonijzer is de kost per boom al snel 20 à 30 EUR per boom. Lees meer over veerasters. Prikkeldraad rond de bomenrij kan een goedkopere oplossing zijn, maar dan blijven (weliswaar kleine) stukken grasland onbegraasd. Afhankelijk van de bedrijfsstrategie kan ook wel overwogen worden de eerste vijf jaar een akkergewas (of maaigras) te voorzien zodanig dat de boombeschermingskost kan vermeden worden. Na vijf jaar zijn de bomen bestand tegen het vee en met de juiste opsnoei van de stam kan daarna overgeschakeld worden naar graasweide. (zie foto Zottegem).

Max 30% kroonvolume wegnemen

Max 30% kroonvolume wegnemen

Een andere mogelijke investering (die gedeeld kan worden over verschillende bedrijven bvb. in een machinering) is een hoogtewerker voor het opsleunen van de bomen. Uiteraard kan dit werk ook uitbesteed worden. Bovendien is het niet voor elke boomsoort even noodzakelijk om heel hoog op te sleunen. Wanneer kwaliteitshout nagestreefd wordt als eindproduct is het belangrijk een goede vormsnoei te doen in de eerste jaren. Voor een stam van enkele meters zonder knopen en kwasten wordt veel meer betaald dan voor een stuk waar lage zijtakken onvoldoende weggesnoeid werden. Er wordt aangeraden om jaarlijks niet meer dan 30% van het kroonvolume weg te nemen. De vormsnoei is immers ook nodig om met landbouwmachines ongehinderd langs te kunnen rijden.

Een verminderde opbrengst op korte termijn doet zich altijd voor doordat de plaats die door de bomen worden ingenomen, niet kan dienen voor onmiddellijke gewasopbrengst. Toch kan deze ruimte nog iets opbrengen door het groot potentieel voor geïntegreerde bestrijding via functionele biodiversiteit. Al dan niet via subsidies ondersteund, brengt dit indien goed beheerd, weldegelijk een kostenbesparing met zich mee: er moeten minder  inputs worden aangekocht.

De markt

De afzetmarkt voor het hout is voor landbouwers nieuw, ook voor niet-hout producten zoals noten, en andere vruchten of andere bijproducten van bomen (esdoornsap,…) moet een afzet gevonden worden. Hiertoe kan een ketenbeheer ontwikkeld worden waarin het opkopen, het transport, de verwerking en de verkoop door bvb. een coöperatie wordt uitgevoerd. Voor het hout kan zo samengewerkt worden met reeds bestaande bosgroepen, die in Vlaanderen zijn opgericht oa. om het probleem van kleine afzethoeveelheden door versnipperd boseigendom op te lossen.

Het nodige marktonderzoek en –ontwikkeling zal mogelijks een rem zijn voor individuele bedrijven om deze (voor hen) nieuwe producten te vermarkten. De overheid kan hier een ondersteunende rol opnemen. De onzekerheid over de toekomst van de markt is ook een nadeel bij langetermijnsystemen. Eénmaal de markt voor noten verzadigd, komt er misschien een neerwaartse druk op de prijzen. Voor hout is dit misschien minder problematisch (omdat de vraag hiernaar enorm toeneemt).

Dat neemt niet weg dat vele producten die nu worden ingevoerd, ook hier kunnen geteeld worden. Niet alleen hier geproduceerde noten kunnen zich qua kwaliteit en smaak zeker meten met de momenteel gangbare import uit Turkije, ook hout van boomsoorten die hier gedijen zoals Tamme kastanje of Valse acacia kunnen de vergelijking met tropisch hardhout zeker doorstaan. Naarmate de strijd tegen illegale tropische houtkap verder wordt gezet, zal de prijs van Europees hardhout ook verder stijgen.

Het nadeel van de te ontwikkelen afzetmarkt voor “nieuwe” producten, kan echter ook als een kans gezien worden om nieuwe nichemarkten te creëren met eventuele zelfvermarkting waarbij meerwaarde op het bedrijf kan gehouden worden.