Ga naar de inhoud

Taal is macht, schreef Michel Foucault. Woorden hebben zowel expliciet als impliciet betekenis en daar even bij stilstaan, loont soms de moeite

“Belg eet minder vlees door crisis” of:

“Vlees maakt plaats voor plantaardig”?

“Belg eet minder vlees door crisis”, kopten de kranten begin mei, maar dat is duidelijk te kort door de bocht. Reden van de media-aandacht was een persbericht van VLAM naar aanleiding van een enquête bij 5000 Belgische gezinnen. Dat persbericht klinkt al iets genuanceerder en duidt het dalend vleesverbruik als “mede omwille van een algemene negatieve economische evolutie”. De stijging in de aankoop van “vegetarische alternatieven” werd ook vermeld, en een week later bracht VLAM, dat ook groenten promoot, een persbericht dat gewag maakte van een “stijging van de groenteconsumptie met 13%”. De daling in vleesverbruik alleen toeschrijven aan de crisis, is een loopje nemen met de werkelijkheid, want ook voor de crisis in 2008 opdook, was het vleesverbruik al aan het afnemen.

Mooi voorbeeld dus van ongewenste framing (*): ‘als je maar genoeg geld hebt, dan kan je je huidige vleesconsumptie handhaven’. Dat soort impliciete boodschappen is te mijden voor hen die de eiwittransitie willen vooruithelpen.

Jeroen Watté

 

VOETNOOT: (*) Framing of kadrering heeft te maken met de manier waarop mensen zich afvragen wat er eigenlijk gebeurt. Bij het interpreteren van gebeurtenissen hanteer je een frame, dat je al dan niet wordt opgedrongen. Erik Mathijs (KU Leuven) haalde tijdens de voorstelling van het VMM-transitierapport het belangrijke boek Frame Analysis van Erwin Goffman aan, een gevierd Amerikaans socioloog. Ander boek dat hij aanhaalde was Renaat Tijskens’ Het graan, het varken en de glimlach van een kind: een landbouw-ecologisch essay.