Ga naar de inhoud

Bodembiologie in de landbouw: met welk doel?

Het is een aangename verrassing dat het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) met ‘Soja in 1000 tuinen’ burgers wil betrekken op de bodembiologie! Dat domein van de wetenschap onderging na de 2de wereldoorlog een gigantische kenniserosie en als gevolg van de vernauwende chemische blik op bodems was helaas ook enorme bodemerosie wereldwijd een gevolg. Het is dus positief dat het VIB – bij velen gekend omdat ze bijna 10 jaar geleden de ‘aardappel van de toekomst’ op ons bord wilden en toen liefst geen geëngageerde burgers wilden horen – nu de hand reikt naar de geëngageerde burger. Waartoe zal deze crowdsourcing van bodembiodiversiteit leiden? Tot een gepatenteerd zaad of technopakket waarbij zaad en inoculum gekoppeld verkocht worden? Hierover verschaft VIB geen duidelijkheid.

Bodembiodiversiteit als nieuwe productiefactor

Mogen we wat suggesties doen? Vandaag zijn pionierlandbouwers aan de slag met innovatieve composttechnieken zoals bioreactors om de bodembiodiversiteit voor alle gewassen te verhogen, omdat zij inzien dat planten en bodems een continuüm vormen. We moeten bodems als organismen zien die voor de maatschappij cruciale diensten kunnen leveren zoals waterbuffering en koolstofvastlegging, als we daartoe de voorwaarden scheppen. Landbouwers zelf hebben ook belang bij de bodembiodiversiteit omdat de juiste bodembiologie in staat is om stikstof, fosfor, kalium en vele andere nutriënten beschikbaar te maken voor planten. Helaas zijn standaard bodemanalyses structureel blind voor het bodemleven, met chronische overbemesting, koolstofverlies en verminderde bodembiodiversiteit tot gevolg. We moeten substantieel meer geld vrijmaken om dat onontgonnen potentieel van bodembiodiversiteit aan te boren. Er staat teveel op het spel om dat niet te doen. Waarom de gigantische diagnostische toolkit van het VIB niet inschakelen om de veerkracht van bodems en de autonomie van boeren in overleg tegelijk op te krikken? 

Sojaburger of gifsojakotelet?

VIB stelt terecht vast dat de maatschappij op zoek gaat naar meer plantaardige eiwitten voor directe menselijke consumptie. En dat soja nu vaak uit gebieden komt met weinig milieuvriendelijke teelt. Maar soja voor directe menselijke consumptie komt niet uit die grootschalige monoculturen van ggo soja (resistent tegen herbicide glyfosaat) waarvoor eerst regenwoud of savanne werd gekapt. De EU laat trouwens geen ggo’s toe in menselijke voeding, sinds 1996 wel voor veevoer, wat veel Europeanen ook niet weten, want het staat niet op het etiket van een doorsnee kotelet.  

Dweilen of eerst de kraan sluiten?

VIB stelt dat dit gewas past in duurzame landbouw omdat het weinig mest vraagt. Terecht. Maar wat met het mestoverschot in ons land, veroorzaakt door massale invoer van ggo-soja voor veevoer omdat het aantal dieren niet is afgestemd op de draagkracht van het land? Wervel hamert al 30 jaar op de ravage die onze veeteelt elders in de wereld veroorzaakt. Onze Vlaamse veestapel heeft overzee een areaal soja nodig dat ruim groter is dan ons eigen landbouwareaal. Vandaar ook het pleidooi voor meer eigen plantaardige eiwitproductie, maar dan wel binnen een kader van grondgebonden landbouw zonder mestoverschot. Naast soja zijn ook lupine, favabonen en erwten interessant en eiwitrijk.

Zullen de Rhizobium-bacteriën die het VIB opspoort überhaupt wel een kans krijgen, wanneer de stikstof nog steeds uit de lucht valt? Misschien neemt VIB best de stikstofdepositiekaart erbij, wanneer de tuinen gekozen worden.

Het betrekken van burgers in onderzoek maakt het bodemleven concreet aan de keukentafel. Hopelijk komt het zo hoger op de politieke agenda. Mag het dan over meer gaan dan alleen over sojaburgers?

Jeroen Watté

agro-ecoloog bij Wervel vzw