Eiwittransitie
In het kort:
- streekeigen veevoer – stop de sojaravage
- transparante ketens – doorprik de greenwash
- minder en beter vlees – halt aan de overconsumptie
- meer plantaardige eiwitten op ons bord – voorbij de vlees”vervangers”
- meer plantaardige eiwitten op het veld – stop de monocultuur
Schrijf je in op de eiwittransitie nieuwsbrief en blijf op de hoogte.
—
Europa is niet zelfvoorzienend!
Bij de totstandkoming van
het Europees landbouwbeleid na W.O. II was zelfvoorziening een van de belangrijkste doelstellingen. Op dit moment is deze doelstelling zeer veraf: de Europese zelfvoorzieningsgraad voor veevoeder-eiwitten is bedroevend laag en schommelt rond 25 procent. Die worden op amper 3 procent van ons landbouwareaal verbouwd. Vanwaar komen de eiwitten dan die we niet zelf telen? Jaarlijks wordt ongeveer veertig miljoen ton soja ingevoerd uit landen als Brazilië en Argentinië, waar de lokale bevolking inclusief de hun omringende ecosystemen enorme schade van ondervinden. Zo komt de lokale voedselvoorziening in het gedrang, wordt de bevolking vergiftigd met agrochemicaliën, en gingen al gigantische oppervlaktes Amazonewoud tegen de vlakte. Recenter in deze soja-expansie verschuift de aandacht weg van het Amazonegebied en komt de vlakbij gelegen, biodiversiteitsrijke cerrado (savanne) in het vizier van de grootgrondbezitters en het handvol multinationals zoals Bunge, ADM en Cargill, die er grof geld aan verdienen.
Europese consument wordt bedrogen: EU is niet ggo-vrij
De soja-verslaving van de intensieve veehouderij in Europa heeft als bijkomend negatief effect dat het merendeel van het veevoeder dat in de EU wordt geïmporteerd, niet ggo-vrij is. De Europese consument wenst geen ggo’s in de voeding en denkt ggo-vrij te eten, maar toch liggen ggo-gewassen aan de oorsprong van vrijwel alle vlees- en zuivelproducten die hij consumeert. Blijkbaar zijn ggo-vrije vlees- en zuivelproducten enkel nog weggelegd voor de consequente bioconsument. Een recent rapport GM Soy – Sustainable? Responsible? weerlegt duidelijk de claim dat ggo-sojateelt duurzaam is, alle greenwash van de veevoedersector ten spijt. De distributiesector zit hiermee verveeld en zwijgt dus maar zoveel mogelijk over ggo’s, want de distributie ‘wil verkopen waar de consument om vraagt’, maar slaagt daar gewoon niet meer in.
Minder en beter
Eén belangrijke oplossing, die vaak over het hoofd gezien wordt, is een verandering van ons consumptiepatroon: een verschuiving van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Deze transitie is al aan de gang, de vleesconsumptie daalt in de rijke landen, maar er is nog steeds sprake van overconsumptie. De Wereldgezondheidsorganisatie schat dat voor een goede gezondheid een persoon per dag 30 à 45 gram eiwitten nodig heeft. In de EU consumeren we er echter gemiddeld 100 gram van, waarvan 66 van dierlijke oorsprong. Let wel: voor die 66 gram dierlijk eiwit is bijna 200 gram vlees nodig. De vleesconsumptie kan dus met behoud (of zelfs verbetering) van de gezondheid gemiddeld met driekwart afnemen. Als we minder vlees consumeren, kan de kwaliteit, de smaak en de prijs van het vlees ook naar omhoog. Grondgebonden veehouderij krijgt dan veel meer kansen: veevoeders kunnen lokaal worden geproduceerd en kringlopen lokaal gesloten. Minder, maar beter vlees dus, maar dat is maar één aspect. Ook hoogwaardige plantaardige eiwitbronnen voor menselijke consumptie zitten in de lift en veel van die gewassen kunnen hier geproduceerd worden, terwijl ze vandaag nog worden ingevoerd. Denk bijvoorbeeld aan kemp of walnoten.
Meer eigen eiwitten zijn nodig
Organisaties zoals Wervel vzw en de Nederlandse Akkerbouwvakbond (NAV) voeren al jaren een pleidooi voor een verhoogde productie van eigen eiwitten in de EU. Milieu- en ontwikkelingsorganisaties eveneens, en recenter zijn ook grotere spelers zoals boerenkoepelorganisatie COPA-COGECA en allerhande wetenschappers, tot en met EU-parlementariërs, mee overtuigd geraakt van de nodige verhoging van het areaal eiwitteelten in Europa (zie ook “Europese eiwitproductie afwezig in GLB-voorstel Ciolos”). Naast de (hoge) sojaprijs zijn er nog andere goede redenen voor: betere bodem, meer biodiversiteit, minder mestoverschot en minder broeikasgasuitstoot. Door het historisch bannen van eiwitteelten uit de teeltrotatie explodeerde de grondloze veehouderij, vooral rond de zeehavens in heel Europa. Maar dat veehouderijsysteem ligt nu, door de grote sociale en milieukost, maatschappelijk steeds meer onder vuur.
Meer eigen eiwitten zijn mogelijk
Volgens een studie van de Zeeuwse akkerbouw maakten eiwitgewassen in de periode 1600-1910 ongeveer 15 procent uit van het landbouwareaal uit. Maar een recenter precedent wordt vaak aangehaald om te bewijzen dat alleen wat politieke wil nodig is om het areaal eiwitgewassen op korte termijn te laten groeien. Midden jaren ’70 beleefde de wereld een eiwitcrisis, versterkt door een exportstop van de VS. De EU besloot toen de eigen eiwitvoorziening te stimuleren met een premie voor de verwerkende industrie bij gebruik van Europees eiwit. Het areaal veldbonen en voererwten in Nederland groeide op kort termijn tot ruim 40.000 hectare. Er kwamen in snel tempo betere rassen omdat kwekers de teelt weer interessant vonden. Nadien besliste de handelspolitiek er anders over – de multinationals kregen hun zin – en het areaal decimeerde weer. Niets mag politici ervan weerhouden daadkracht te tonen, zeker niet als ook de VS de eigen eiwitproductie zwaar ondersteunt. Invoerheffingen op EU-vreemde eiwitten of subsidies à la VS zijn mogelijke beleidsinstrumenten. Een aanpassing van het Blair House Agreement uit de WTO-onderhandelingen van 1992, dat de productie van olie- en eiwithoudende gewassen in Europa begrenst, is hierin een zeer belangrijke stap.
Welke eigen eiwitten?
Er kan op veel manieren plantaardig eiwit worden geteeld in Europa, zowel voor dierlijke als voor menselijke consumptie. Plantaardige eiwitbronnen zijn afkomstig van granen, peulvruchten, noten en zaden. In Europa zijn erwt, veldboon, zoete lupine en koolzaad de belangrijkste eiwitgewassen.
Geen kunstmest nodig
Onder de vlinderbloemigen rekenen we erwten, veldbonen, sojabonen, kikkererwten, luzerne, linzen en lupinen. Het voordeel is dat zij zichzelf van stikstof kunnen voorzien omdat ze in samenwerking met bodembacteriën gemakkelijk de stikstof uit de lucht kunnen binden. Op die manier wordt op kunstmest bespaard en dus ook op fossiele brandstoffen die nodig zijn om die te maken. In Nederland experimenteren projecten als de “Vegetarische Slager” met lupine om er een designfood met uitstekende voedingswaarde van te maken. Daarom is lupine een uitstekend en realistisch voorbeeld. Op een gemengd bedrijf laat zoete lupine meer flexibiliteit toe in de bedrijfsvoering. Afhankelijk van de kostprijzen van extern krachtvoeder kan de producent beslissen om de lupine als veevoeder in te zetten of te verkopen aan een verwerker voor directe menselijke consumptie. De teelt van luzerne verhoogt de biodiversiteit (onder andere het bodemleven) van het landbouwsysteem sterk, onder andere omdat de teelt meerjarig is. Als diepwortelend gewas is het ook goed combineerbaar met bomen (in agroforestry – zie verder).
Multifunctionele gewassen en teeltsystemen
Bij de niet-vlinderbloemigen vinden we oa. koolzaad, vlasdotter (Camelina sativa), amarant, kemp, lijnzaad, zonnebloemen, walnoten,… Koolzaad kan perfect lokaal koud geperst worden op het bedrijf, waarbij de perskoek sojaschroot vervangt en de pure plantaardige olie als goedkope biobrandstof kan dienen. Kemp is dan weer interessant omdat het geen plantenziekten kent en de teelt dus makkelijk zonder biociden lukt. Het gewas verhoogt ook actief de biodiversiteit en kent enorm veel toepassingen: als duurzaam bouwmateriaal, isolatiemateriaal, voeder, voeding, kledij,…
Vaak is het nog interessanter om teelten te mengen. Dat spreidt het risico, verlaagt ziektedruk en geeft stabielere opbrengsten. Bovendien wordt het ecosysteem efficiënter benut. Voorbeelden van de meer gekende mengteelten (polyculturen) zijn gras-klaver, erwten-gerst en tarwe-veldbonen. Maar ook andere combinaties zijn veelbelovend: amarant-maïs, kemp-maïs, vlasdotter-gerst, lupine-saffloer,… Verder gaand op het pad van agro-ecologische intensivering (meer produceren met minder inputs) kan men een derde dimensie toevoegen in het landbouwsysteem: bomen. Dan spreekt men van agroforestry-systemen: akkergewassen of grasland combineren met bomen op hetzelfde perceel. Zo kunnen bvb. notelaren in rijen gezet worden (in een dichtheid van 50 bomen per hectare) met daartussen gewassen. De vruchten (walnoten) zijn zeer gezond, maar ook de boom zelf laat zich perfect inpassen in een landbouwsysteem: de bladzetting gebeurt zeer laat en de bladval komt dan weer zeer vroeg, waardoor er minder concurrentie is voor licht. Bovendien wortelen notelaren vanzelf zeer diep, waardoor ook wortelconcurrentie vermeden wordt. Wanneer notelaren gecombineerd worden met tarweteelt is het eiwitgehalte van de tarwe ook veel hoger. Dergelijke synergieën verhogen de totale productie en verlagen de kosten van uitbating.
Besluit: De huidige eiwitvoorziening is problematisch. Een transitie naar duurzame eigen eiwitwinning is noodzakelijk. Deze omvat enerzijds de switch van dierlijke naar meer plantaardige eiwitten voor menselijke voeding, maar evenzeer de verhoging van het areaal voedereiwitten in de EU.
Download dit artikel als PDF (2pag)
Lees ook Wervels Pleidooi voor Zondag Vleesdag