Drie monniken in Groningen – reisverslag
Naar aanleiding van haar 22 jarig bestaan koos Wervel voor haar tweejaarlijkse reis een bezoek met bezinning bij Herman Verbeek in Groningen. Deze monnik stond destijds mee aan de wieg van Wervel. In november 1989 vond in de abdij van Averbode een bezinningsweekend plaats voor boeren, boerinnen en geïnteresseerden in de landbouw rond zijn boek “In boeren handen”. Daar ontstond het idee om een werkgroep op te richten rond rechtvaardige en verantwoorde landbouw, wat in januari 1990 door de oprichting van een feitelijke vereniging, WERVEL, realiteit werd. De Wervelreis dit jaar was dan ook een eerbetoon aan Herman, de grondlegger ervan.
Voor het eerst in haar geschiedenis opteerde Wervel niet voor een georganiseerde groepsreis per bus. Elke deelnemer werd uitgenodigd op eigen krachten ter bestemming zien te komen. Gelukkig was daar een tweede monnik Paul Steverink uit Groningen, de laatste van de Terebint Gemeenschap ter plekke, die het kleine ‘bezinnings – en spiritueel centrum’ genaamd ‘de Poort’ als erfenis heeft achtergelaten. De terebintboom werd in 1980 als naam gekozen om de gastvrijheid van de gemeenschap te onderstrepen. Abraham ontving zijn gasten onder de terebint. In navolging van Abraham ontving Paul ons met een warme, vaderlijke gastvrijheid. Hij keek ter plekke uit naar een voordelig treinticket, overnachtingen en fietsenverhuur. Een inspanning die onze reis heel wat eenvoudiger maakte. Paul heeft ons trouwens gedurende ons verblijf in Groningen voortdurend in de watten gelegd.
Groningen is een kleine stad in het noorden van Nederland, met veel mooie lanen bevolkt met kastanje- en lindebomen. Zoveel groen in de stad, waar men in het lommer tot rust komt of op de vele terrassen eronder iets kan drinken! De brede voetpaden, de menselijke schaal van de gebouwen en de vele voorzieningen voor fietsers (die overal voorrang hebben) geven aan hoe belangrijk men er het sociaal leven vindt. Een voorbeeld voor vele Vlaamse steden.
Vrijdagavond even na zeven waren we zo goed als compleet in de Centrumzaal voor spiritualiteit. Daar wachtte ons de derde monnik op, Luc Vankrunkelsven, één van de boegbeelden van Wervel. Na de welkomstdrink trokken we naar de tegenovergelegen pizzeria. We namen een avondmaal op z’n Wervels: er werden vier verschillende soorten pizza’s en pastas besteld, elk stuk in vieren verdeeld en vervolgens uitgewisseld. Een originele manier om elkaar te leren kennen, de sfeer gemoedelijk te maken en tegelijk om heel wat verschillende menu’s op één schotel te kunnen proeven.
Zaterdagmorgen, na de aankomst van Patrick en Belind,a zijn we met z’n veertienen voltallig. Paul verwelkomt ons met een doordenker: in zijn centrum is de gastvrijheid heel belangrijk, het is de kern van de samenleving. Dit werd van oudsher gesymboliseerd door dag en nacht de voordeur open te laten. Sinds enkele jaren is dit onmogelijk door vandalisme en diefstal. Nu moet je bellen. Het zegt veel over onze tijd.
Vervolgens begint de eigenlijke bezinning “geleid” door theoloog, dichter, oud- Europarlementariër en monnik Herman Verbeek, de eerste monnik. Voor ons zit een broze en kwetsbare man, geteken – of is het gelouterd – door strijd en inzet voor een leefbare wereld, een menswaardige landbouw. Hij brengt ons samen door uit zijn boek “Liedboek van aarde” alternerend een liedtekst voor te lezen, daarrond een korte bezinnende gedachte te brengen, de eerste strofe van het lied voor te zingen om te nslotte met ons, onder pianobegeleiding van Chris van Bruggen, het volledige lied te zingen. De composities zijn eenvoudig, zodat we het zowaar wagen sommige liederen tweestemmig te zingen. Het brengt ons als groep bijeen, emotioneert bij momenten. Zeer mooie zangen die opvallend treffend verwoorden wat ik als vader van een jonge boer(in) voel. Ook al staan ze nog een stuk verwijderd van de realiteit van vreugde bij het zien van mooie vruchten, van eindelijk goed weer, de geboorte van een kalfje, de onbegrijpelijke kracht van vruchtbare grond of het verdriet en de pijn bij het zien van de vruchten die wegkwijnen onder de aanhoudende regen en kou of een ziek lam; zijn liederen hebben de kracht om dit alles te louteren. Voor mij mag dit de hele dag doorgaan.
Uit vele gedachten die Herman ons bracht, toch enkele die mij troffen:
– ”Wie de boer en de boerin niet waardeert, kan nooit de voedselketen begrijpen.”
– “Ik geloof niet dat de mens de kroon is van de Schepping. Alles in de natuur weet veel beter hoe het kan samenleven dan de mens. De mens is een vreemdeling.”
– “In de evolutie kan een soort alleen overleven, als ze zich inpast in de natuur.”
– “Ggo’s zetten alles op z’n kop. De mens degenereert de natuur tot een product en een
probleem.”
– “Oud worden is niet om te verdringen, wel om te verwelkomen.”
– “Mystiek moet opnieuw gedemocratiseerd worden, aan de mens terugggegeven.”
Zo gaf de monnik ons “heden ons dagelijks brood”.
De lunch na de bezinnin, wordt gemaakt door Gérard Rodley Sinon, een politiek vluchteling. Het siert de gastvrijheid van De Terebint. Wij krijgen een schotel met veel groenten en wat exotische vruchten. Heel lekker en de voedselkilometers nemen we er met veel mededogen bij.
Na de middag rijden we met de huurfietsen richting Noordwolde. Het landschap is zeer open, echt gepland, gewonnen op de zee. Grote aaneengesloten stukken weides en akkerland doorsneden door vele grachten, spaarzame kleine landschapselementen. Her en der grote landbouwbedrijven, overwegend melkveebedrijven, de kleine familiale boerenhoven zijn verdwenen, kleinschaligheid is hier vreemd, biodiversiteit ver te zoeken. De immense vlakte en openheid staan in schril contrast met de intieme gezellige stad. Dit is het andere gezicht van Nederland. De tegenstelling tussen de stad met zijn consument en het platteland met de boer als manager treft mij. Vreemd en vervreemdend.
In Noordwolde bezoeken we dokter Rumpt en vrouwe Anneke. Ze huizen midden in het platteland in wat eens een typische kop-hals-romphoeve was. Hier mag alles groeien, onkruid bestaat niet, alle leven is heilig. De tegenstelling met de onkruidvrij gespoten akkers en weiden kan niet groter. De dokter en zijn vrouw proberen wat cultuur en sociaal leven in en naar het platteland te brengen. Met een theatertje in de schuur en een kleine praatcafé in wat eens de koeienstal was, willen ze mensen uit de omgeving samenbrengen. Zielsverbanden smeden. Wegens de strenge brandveiligheidsvoorschriften kan dat momenteel enkel in een besloten kring. De waarde van dit initiatief in deze agrarische vlakte ligt niet in het economische, maar in de verwevenheid die het breng: het samenbrengen van stad en platteland, boer en stadsburger/consument. Een stuk stad in het platteland, complementair, geen oppositie. Een mooi initiatief maar toch een element van de vervreemding. Om over na te denken.
Op weg naar Zuidwolde komen we langs een wegstalletje waar yoghurt te koop is. Alles verkocht. We zeggen aan de boerin die net de was uithangt, dat we helemaal uit België gekomen zijn voor de yoghurt. Spijtig, niets meer in huis. Maar vereerd met het bezoek wil ze ons graag een rondleiding geven op het bedrijf. Een melkveebedrijf van 150 melkkoeien met daarbij nog heel wat kalfjes, vaarzen, etc;, beheerd door drie generaties. De koeien worden de dag rond volautomatisch gemolken door twee melkrobotten. We zien hoe laserstralen feilloos de spenen aftasten. In een klein lokaaltje boven het melkhuis staat een pc die alles perfect registreert. Kijk, nu staat Mireille, nr. 8357, onder robot 2: melkafgifte 32,8l; veearts 2 maanden geleden; gewicht 678 kg; lactaties 2; etc. Prachtig toch? Haar man voert ondertussen de koeien met een zware voermengwagen: pulp van maïs en soja. Tot nu toe nog betaalbaar. Maar hoe lang nog? Ook hier is het sojaverhaal pertinent aanwezig. Maar de vrouw is zo lief dat we uit respect geen “lastige” vragen stellen. Wat moet je trouwens met die groeiende vraag naar soja, de ontbossing, de vele, vele kleine boeren die van hun voorouderlijke akkers worden verdreven voor megasojavelden, beheerd door enkele industriëlen? Wie ligt er wakker van wat nu in Paraguay gaande is? Wat moeten die lieve mensen met die groeiende afhankelijkheid van veevoer uit verre landen, van de informatisering van het boerenbedrijf, van de subsidies en premies en vooral van de banken? Ondertussen is opa met een riek stilletjes wat voer in de goot aan het krabben. Een rijzige, rustige grijsaard, de enige menselijke activiteit tussen al die koeien.
Onze laatste halte is een klein klaslokaaltje naast de stal. Klasbezoeken zorgen voor wat afwisselingen. Het brengt ook wat op. Wanneer onze groep naar buiten gaat, bekijk ik vlug de twee educatieve panelen aan de muur: “Van koe tot melk” en “De melkverwerking en haar producten”. Nergens ook maar één mens te bespeuren. De mens is uit het landbouwbedrijf aan het verdwijnen. Ik vraag de boerin naar de toekomst. Ze hebben drie kinderen, de oudste wil wel overnemen maar het bedrijf is ondertussen zo groot (en moet nog groeien om te overleven, want ze verwachten dat de melkprijs nog verder zal dalen met de ingang van het NGLB) dat het moeilijk zal zijn. Steeds meer bedrijven worden “overgenomen” door agro-industriële bedrijven, grootgrondbezitters of investeerders. De vrije markt Cronus#, eet haar eigen landbouwers op. Ze wil/kan er nu niet aan denken, verdringt het zoals wij, consumenten, het hele verhaal van de moedwillige afbraak van de boerenlandbouw verdringen bij het winkelen, de groothandel het verdringt bij de prijsbepaling, de landbouwuniversiteiten het verdringen bij hun puur materialistische steriele onderzoeken, de landbouworganisaties het verdringen om hun leden niet te verontrusten, de overheid het verdringt omwille van de groeicijfers. De collectieve verdringing van een groeiende landbouwproblematiek. Hoelang kunnen we de komende generaties deze hypocrisie nog voorhouden? Een toevallig bezoek maar o zo ingrijpend. Met deze en nog andere “Wervelse” gedachten fiets ik de groep achterna.
Ondertussen is het valavond. We houden even stil in het dorp Zuidwolde voor een”patat” bij Moeke Vaatstra, een aanrader van Paul. Het dorp gaat ’s avonds feesten. Men test op het podium de muziekinstallatie. Pijnigend loeihard lawaai dwingt ons onmiddellijk te vertrekken. Op de valreep blijkt de test afgelopen en mogen we van een uurtje dorpsrust genieten. De dorpsomroeper vertelt ons dat dit feest om de twee jaar plaatsvindt om het tijdperk van het “boeskooldorp”, dat nu helemaal voorbij is, te herdenken. Tot voor enkele jaren waren er in dit dorp een tachtigtal boerenfamilies die voornamelijk leefden van de teelt van witte en rode kool. Nu zijn ze bijna allemaal verdwenen, opgeslorpt door één industrieel bedrijf. De toekomst van onze landbouw is hier een feit. De “patat” is heerlijk maar, zonder chauvinisme, in sommige Gentse frituren toch beter, hoor, Paul. We nodigen je uit. Net wanneer we vertrekken start het feest: uit de kluiten gewassen rock, maar in deze context had het ook het orkest van de Titanic kunnen zijn.
’s Avonds verpozen we op het terras van “De minnaar van de Rozenstraat”. De bazin gaat er prat op enkele echte Belgische streekbieren in huis te hebben. Alles zit vol, na wat gesjouw met stoelen uit het café kunnen we ons in de ronde gaan zitten onder een linde, één van de vele in Groningen. We maken een balans op van de dag: de ingrijpende bezinning, de drie bezoeken in de namiddag. Hoe onze landbouwproblematiek identiek is aan die in Zuid-Amerika. Alleen, hiér ligt het gewelddadige in het onderhuidse van het vrije marktmechanisme. De confrontatie met de gespletenheid waarin we leven, een leven zonder verbanden. De noodzaak om een andere weg te zoeken voor wie na ons komt. Hoe het boerenbedrijf herwaarderen en welke kansen zijn er nog voor een volwaardige agro-ecologie. De drie monniken en dit Wervelweekend brachten ons stof tot nadenken. Het is een prachtige avond en het wordt laat.
Zondag is er een oecumenische dienst in de Pepergasthuiskerk voorzien. Ik ben er niet bij. ’s Morgens vroeg spoor ik naar huis, naar de Westhoek waar het hooi, de groenten en de koeien wachten. In Rotterdam gaan de hemelsluizen wagenwijd open. Stilletjes bid ik dat Watou ervan gespaard blijft. In Dordrecht staan enkele weiden blank en het blijft maar duren. In Menen staan hele akkers onder water. Wat is hier gebeurd? In Poperinge komt dochter-boer Fien mij ophalen. Haar waterige glimlach spreekt boekdelen. Op de vraag hoe het hier in Vlaanderen is, antwoordt ze: “ 52 liter water/m2 op een halve dag.” De rest van de rit is het stil.
Johan De Schacht