Ga naar de inhoud

Er is in Europa te weinig politieke wil om te vechten voor een degelijk landbouwbeleid. Landbouw staat in voor de productie van onze dagelijkse voeding en is een sector van strategisch belang, maar uit de huidige voorstellen van de Europese Commissie blijkt dat Europese handelsbelangen nog steeds primeren op sociale en ecologische belangen. Weinigen in de Europese regio  zien wat er werkelijk aan het gebeuren is. Het landbouwdossier is immers complex en met maar 2% boeren in West-Europa is er weinig animo om daar veel woorden aan vuil te maken. Tenzij het gaat over de zakken subsidies.

 

De Europese Commissie streeft naar een volledige liberalisering van de landbouwsector voor de EU. Dat betekent dat na 2015 de landbouwsubsidies grotendeels verdwijnen en de markten grotendeels open staan voor import van landbouwproducten uit de rest van de wereld. Eenvoudige slogans, maar met grote gevolgen. Want als dat gebeurt, kunnen we een kruis maken over wat de meesten onder ons verstaan onder landbouw. Kleine en middelgrote landbouwbedrijven zullen in dat scenario plaats moeten ruimen voor kapitaalsintensieve industriële bedrijven.

Dat industriële landbouwmodel is niet vanzelfsprekend productiever en heeft op andere plaatsen in de wereld al bewezen dat het niet slaagt voor de duurzaamheidstest: de werkgelegenheid krimpt, het brengt geen meerwaarde meer in de regionale economie, de intensieve landbouwmethodes tasten het milieu en de biodiversiteit aan en het dreigt de kwaliteit van de producten aan te tasten – ook al is dit laatste moeilijk meetbaar, maar u zal het merken aan de smaak op uw bord.

Een meer duurzame Europese landbouw – met respect voor mens en milieu –  kan niet concurreren met de meest competitieve productieplaatsen elders in de wereld: melkpoeder uit Nieuw-Zeeland, kippenborsten en suiker uit Brazilië, graan uit Australië,…

Hoe kortzichtig zijn we bezig met het binnenhalen van enkele goede handelsakkoorden ten koste van die landbouw. Verdere handelsliberalisering voor landbouw betekent dat we meer afhankelijk worden van import uit andere landen, zoals Brazilië of de VS. Je moet geen groot econoom zijn om te voorspellen dat onze handelspositie door die afhankelijkheid wel bijzonder zwak wordt. Om nog niet te spreken over periodes van voedselkrapte op de wereldmarkt, zoals de voorbije weken al het geval was. waarop meteen een groep exporterende landen hun uitvoer terugschroeft. Voor landen die grotendeels afhankelijk zijn van voedselimport, zoals veel ontwikkelingslanden, heeft dit vandaag nare gevolgen. In verschillende landen vonden hierom voedselrellen plaats. Binnenkort ook in Europa?

Hoe kortzichtig ook om nu het argument naar voor te schuiven dat de hogere voedselprijzen in de toekomst wel zullen volstaan om de kosten voor een duurzame landbouw in Europa te betalen. Landbouwprijzen schommelen heel sterk, dat kan je aflezen uit de prijsevolutie van de verschillende landbouwproducten. De oplossing ligt dus niet in de huidige stijging van de voedselprijzen. Wel moet de EU haar rol als overheid spelen en zorgen vooreen redelijk en stabiel prijsniveau. Een prijsniveau dat niet alleen de productie- en arbeidskosten dekt, maar ook de milieukosten, die momenteel niet worden opgenomen. Zo krijg je een beter werkende landbouwmarkt en dan zijn landbouwsubsidies zelfs overbodig – hoewel ze wel nog nodig blijven voor minder begunstigde gebieden, voor de verdere ontwikkeling van de landbouwsector in de nieuwe lidstaten, voor het stimuleren van milieuvriendelijke landbouwmethodes en voor plattelandsontwikkeling.

Om zulke lonende prijzen te realiseren moet het totale productievolume in overeenstemming zijn met de totale hoeveelheid die wordt verbruikt in de EU. De melkquota en het quotumsysteem dat we hadden voor suiker zijn daar voorbeelden van, al zijn ze beiden nog voor verbetering vatbaar. 

Het is een onbegrijpelijk dat de Europese Commissie deze beleidsoptie nooit degelijk heeft onderzocht. Natuurlijk is deze beleidsoptie niet toegestaan door de Wereldhandels organisatie. Maar het is niet de Wereldhandelsorganisatie die moet dicteren op welke manier de Europese samenleving, of andere gemeenschappen, onze landbouw wil organiseren. Het is trouwens dezelfde beleidsoptie die internationaal naar voor wordt geschoven door een groot aantal sociale bewegingen onder de vlag ‘voedselsoevereiniteit’. Voedselsoevereiniteit wil niet zeggen dat er geen handel meer moet zijn met andere regio’s. Het betekent wel dat er voorrang wordt gegeven aan de versterking van lokale en regionale markten die toegankelijk zijn voor de boeren uit die regio. Dit biedt immers garantie voor voedselzekerheid én duurzaamheid.

 

Gert Engelen, Vredeseilanden,

Thierry Kesteloot, Oxfam-Solidariteit,

Luc Vankrunkelsven, Wervel