Ga naar de inhoud
Nederlanders zijn gekend voor hun ondernemerszin. Ook bij Herenboeren is de zin om te groeien groot.  In 2016 werd in Boxtel de eerste Herenboerderij opgericht, een coöperatieve boerderij waarbij burgers samen met de boer duurzaam voedsel produceren. Vandaag zijn er in Nederland 11 in bedrijf. Daarnaast zijn er ook 10 groepen in opstart. De interesse vanuit Vlaanderen groeit. Wat maakt hun model aantrekkelijk en wat zijn de valkuilen? Arthur bezocht een Herenboerderij in Tilburg en doet verslag.

Herenboeren: boeren en burgers bundelen de krachten

Een typische Herenboerderij is 20 hectare groot, met aaneensluitende percelen. Het is een gemengd bedrijf met groenten en fruit, maar ook vleeskoeien, varkens en kippen. Je vindt ze nabij steden waar bewoners terug voeling willen krijgen met de natuur en een gemeenschap vinden in de Herenboeren. De 200 leden betalen een éénmalige inleg van 2000 euro en betalen per mond gemiddeld 500 euro per jaar. Tweemaal per week kunnen ze hun oogst ophalen. Het is niet verplicht om mee te helpen op de boerderij, maar het concept werkt alleen als er voldoende leden dit doen. Er is maar 1 boer (of soms twee halftijdse) in loondienst. 90% van de oogst en de distributie regelen de leden, maar ook bij het wieden en planten helpen de leden.

De leden zijn als coöperanten mede-eigenaar van het bedrijf. Belangrijk verschil met de Waaslandse coöperatie Pomona is dat de coöperatieve geen eigenaar is van de grond. Meestal pachten Herenboeren het land, als dit niet mogelijk is, dan koopt een apart fonds de grond aan. Alle boeren die werken bij Herenboeren hebben dezelfde werkgever, in een CAO is hun loon bepaald en dat bouwt op aan de hand van een puntensysteem. Het loon zou twee maal hoger liggen dan het gemiddelde loon van een Nederlandse boer. Door de poule van boeren te clusteren in één constructie dragen de individuele boerderijen minder risico’s (vb. verantwoordelijke uitkering bij ziekte) en dalen de overheadkosten.

Om de diverse herenboeren te ondersteunen is er de stichting (de Nederlandse tegenhanger van vzw) Herenboeren Nederland. Zij ondersteunen groepen en staan in voor de kwaliteitscontrole van de bedrijfsvoering, hiervoor zijn 10 mensen in dienst.

Maar hoe begin je nu aan de opstart van een herenboerderij?

Vandaag zijn het burgers met goesting die een nieuw verhaal van herenboeren opstarten. Ze kijken of er voldoende lokaal draagvlak is en melden zich aan bij de stichting. Na deze oriëntatiefase starten ze met hun zoektocht naar een geschikte locatie. Gelijktijdig wordt recrutering van coöperanten opgestart. In de ontwerpfase krijgt de boerderij vorm en worden de nodige vergunningen geregeld. Vervolgens wordt de boerderij operationeel gemaakt en na twee jaar draait ze op volle toeren. De stichting begeleidt de lokale groep hierbij. De begeleiding, goed voor 75 duizend euro,  wordt door de stichting voorgefinancierd en eens de boerderij op volle kracht draait gaat een bijdrage aan de stichting.

De burgers die mee een nieuwe boerderij willen opstarten moeten rekenen op een groot engagement. Gemakkelijk vraagt de boerderij dan 8u werk per week: locatie spotten, voorlichting geven, afspraken maken met stad. De stichting ontzorgt de groep door tools te delen en expertise te verschaffen. 

Eens de boerderij op kruissnelheid draait, is de boer de bedrijfsleider. Tijdens de algemene vergadering geven de leden hun fiat over de zaaiplannen waar de leden vooraf input op konden geven. Toch krijgt de boer de erkenning voor zijn agrarische expertise. Toen de leden volhardend vroegen om asperges te kweken, legde de boer uit dat dit op die grond onmogelijk was. De boer kende de grond maar wou de leden hem ook laten ervaren dus kregen ze de kans om het zelf uit te proberen op kleine schaal, wat mislukte. Zo leerden de leden dat niet alles kan, maar komt de bedrijfsvoering niet in gedrang. 

De taken van de boer in Herenboeren zijn niet alleen agrarisch. De boer leert de landbouwpraktijken aan de leden. Dat is niet altijd evident. Leden zeggen dat ze de taak begrijpen, maar het loopt dan toch mis. Zo sneuvelden er heel wat jonge boompjes toen de vrijwilligers aan de slag gingen met de bosmaaier om het gras rond de boompjes te maaien. 

Herenboeren is een verhaal van vertrouwen. Hoewel de lastenboeken van biologische landbouw als een minimum worden beschouwd, komt er geen label aan te pas. Ze spreken daarom over natuurgedreven landbouw. Een label vinden ze niet nodig omdat de producten niet verhandeld worden. Daar stellen sommigen wel vragen bij: is het niet jammer dat de hectares van herenboeren niet geteld worden als biolandbouw? De certificering wordt toch terugbetaald? 

De boerderij produceert enkel voor haar leden, surplus mag niet verhandeld worden. Dit om te vermijden dat er financiële prikkels zijn om meer te produceren. Wel mag er geschonken worden aan andere herenboeren of voedselbanken. Als op één plek de aardappelen mislukt zijn, dan kunnen nabijgelegen herenboerderijen bijspringen, zonder compensatie. Al hoopt de boer ook wel dat de solidariteit van twee kanten zal komen.

Herenboeren is een nieuw model dat een stap verder gaat dan CSA. De betrokkenheid van de leden is veel groter en het initiatief komt in eerste instantie van burgers. De leden zijn op zoek naar een verantwoorde landbouw, maar ook naar een gemeenschap. Het model stelt bepaalde vragen scherp. Hebben we de markt nog nodig? Moet een boer per se zelfstandig zijn? Hoeveel werk kan je in handen van vrijwilligers leggen? 

Het voedselsysteem zal in de toekomst veelkleurig zijn. Het model van Herenboeren zal zich ook op elke locatie moeten aanpassen. Hoe de vertaling naar Vlaanderen gemaakt zal worden, onderzoekt het project BurgerBoeren van Rurant.