Wanneer geven we de bioboer terug ademruimte?

Ik sprak onlangs met een boer die een paar jaar geleden omschakelde naar biologische landbouw. Sinds hij het label ontving, krijgt hij niet enkel te maken met overvloedige controles, maar ook met een pak extra papierwerk. “Ik ben vandaag de helft van mijn tijd bezig met administratie,” zucht hij. “Soms vraag ik me af of ik nog wel boer ben, of eerder een ambtenaar in werkkledij.”
Het is een verhaal dat ik steeds vaker hoor. Boeren die kiezen voor een biologische aanpak — uit overtuiging, uit liefde voor de bodem, biodiversiteit en gezonde voeding — worden plots geconfronteerd met een stortvloed aan regels, inspecties en checklists. Bovenop bestaande wetgeving. Elk detail moet genoteerd worden: wanneer je wiedt, hoeveel kippen je hebt of welk zaad je gebruikt. Alles moet gedocumenteerd, gearchiveerd en doorgestuurd worden. En dan komen de controles. Jaarlijks. Soms zelfs meerdere keren per jaar. Het lijkt wel of de focus op controle en certificering meer tijd en energie vraagt dan het daadwerkelijk boeren.
Terwijl de biologische boer onder het vergrootglas ligt, doet op het veld ernaast de gangbare boer zijn zin
En terwijl deze biologische boer onder het vergrootglas ligt, doet op het veld ernaast de gangbare boer zijn zin — vaak zonder enige controle. Daar waar de sproeimiddelen nog rijkelijk vloeien, waar bestuivers en nuttige diersoorten sterven, waar monoculturen het landschap bepalen en de bodem uitgeput raakt, blijft het opvallend stil. Zonder het opvragen van dossiers of onverwacht bezoek.
Begrijp me niet verkeerd: controle mag, en moet zelfs. We willen weten waar ons eten vandaan komt en onder welke voorwaarden het werd geproduceerd. Maar als we biologische landbouw écht belangrijk vinden, als we écht willen inzetten op duurzaamheid, gezondheid en toekomstbestendige landbouw, dan moeten we de lat niet onterecht hoog leggen voor wie juist probeert bij te dragen aan een betere wereld. Het huidige systeem is te vaak ontmoedigend. Bioboeren krijgen het gevoel dat ze voortdurend moeten bewijzen dat ze voldoen, terwijl gangbare boeren veel minder vaak gecontroleerd worden.
Toch bestaan er alternatieven. Participatieve Garantiesystemen (PGS) bijvoorbeeld, zijn vormen van kwaliteitscontrole die vertrekken vanuit vertrouwen, samenwerking en transparantie. In plaats van top-down inspecties, draait een PGS rond wederzijds leren, bezoeken tussen boeren, en betrokkenheid van de gemeenschap. Boeren, consumenten en andere korteketenspelers bouwen samen aan een systeem dat niet enkel controleert, maar ook verbindt en versterkt.
Een PGS is misschien niet de oplossing voor alles, maar het is wél een teken van een cultuurshift: weg van wantrouwen en papierstapels, op naar samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid.
Het is tijd voor een eerlijker beleid. Laat ons investeren in begeleiding, niet in bestraffing. Laat ons bioboeren ondersteunen met eenvoudige tools, met vertrouwen, en met ruimte om te doen waar ze goed in zijn: zorg dragen voor de aarde. Laat ons ook de standaard voor gangbare landbouw verhogen, en biologische landbouw niet langer opzadelen met onevenredige lasten.
En bovenal, laat ons als burgers, als consumenten, als beleidsmakers de keuze voor biologische landbouw erkennen voor wat het is: een moedige stap naar een gezondere toekomst. Geef deze boeren de ademruimte die ze verdienen. Niet omdat het label dat vraagt, maar omdat onze aarde dat nodig heeft.