Ga naar de inhoud

In mijn jeugdjaren, vanaf mijn 6 à 8 jaar, werkte ik mee in het kleine familiale molenaars- en landbouwbedrijf van mijn ouders.

In de winter hielp ik na schooltijd mee in de molen en met het voederen en uitmesten van de stal van de melkkoeien. Tijdens de andere seizoenen hielp ik ook nog mee op het land om de gewassen op het veld in te zaaien of plantaardappelen te poten en daarna te wieden of te spuiten tegen onkruid of schimmels of insecten, om het gras in de weide te maaien en te drogen tot hooi, om de graanoogst binnen te halen, het graan in de schuur te dorsen, de aardappelen te rooien, te stockeren en klaar te maken voor de handelaar, om de voederbieten op één te zetten, het bietenveld te wieden en in de herfst de bieten in het veld te gaan rooien en naar de boerderij te halen en in te kuilen.

Op de maalderij

Op de maalderij stond een voor die tijd moderne elektrisch aangedreven bloemmolen, die regelmatig volledig gedemonteerd en gekuist moest worden. In de andere, eeuwenoude molen -een watermolen-, waarin voedergraan gemalen of geplet werd of mout voor de brouwerij gemalen werd, moesten de zakken met graan per klant individueel gewogen worden en werd het gewicht genoteerd in een logboek. Daarna werden de zakken omhoog getrokken worden naar de graanzolder om ze daar in de juiste trechter te gieten naar het juiste maalkoppel of naar de graanpletter. Na het malen of pletten moest er opnieuw gewogen worden.

Toen mijn vader me op mijn bijna zeventiende inschreef voor de kandidaturen aan de landbouwfaculteit, had ik al een beduidende gemengde loopbaan en een zeer gevarieerde en ook zeer leerzame job achter de rug op dat kleine gezinsbedrijf.

“Hij deed dat toch graag?” 

Dat was in de jaren zestig, de golden sixties, en deze situatie zou duren tot halfweg de jaren ’70, toen mijn broer gaandeweg heel wat taken op zich had genomen.

Men zou kunnen beweren: “hij deed het toch graag, hij heeft in zijn kindertijd toch leren werken, het was de gezonde buitenlucht, e.a.”. Inderdaad, dat was zeker zo, maar toen ik 13 jaar was en ik terugkwam van een kamp met de jeugdbeweging, werd ik thuis geconfronteerd met een gestresseerde en overwerkte vader. Genoeg om te beslissen dat het na 2 keer gedaan zou zijn met die 10 dagen op jeugdkamp te gaan tijdens de schoolvakantie.

verre droom

Toen ik op rijpere leeftijd bij de overheid werkte en af en toe aan die tijd terugdacht, kreeg ik soms het gevoel dat ik op een andere planeet had geleefd, en ik letterlijk ooit als in een verre droom een onwezenlijk ander bestaan had meegemaakt.

Waarom ik dit allemaal vertel?

Mijn ouders, die net als de meeste andere ouders heel liefhebbende ouders waren, waren maar wat blij met elk koppel beschikbare handen op het bedrijf. Ook met de handen van de ongetrouwde inwonende nonkel en die van de bejaarde inwonende meter. En natuurlijk waren er ook de immer bezige handen van mijn moeder. Zij beperkten zich niet tot de huishoudelijke taken, dikwijls met heel weinig comfort en ondersteuning, maar ze waren ook dagelijks bezig met het 2 maal melken van de koeien, het verzorgen van de varkens en van het kleinvee. Ze kon zich niet veroorloven om ooit op verlof te gaan en werkte veel jaren na het bereiken van haar pensioenleeftijd nog gratis en voor niets verder mee, ook met het perspectief op een bedrijfsopvolger. 

Dat was in de jaren ’90 van vorige eeuw, niet eens zo lang geleden. En ik had het dan nog niet over het vele gratis werk van andere familieleden.

Ons gezinsbedrijf hielp aldus mee, binnen de context van de op gang komende “Euromarkt”, de voedingsnijverheid en de grondstoffenmarkten van goedkope melk, rundvlees, varkensvlees en aardappelen te voorzien. (Dankzij het molenaarsbedrijf waren de voedergranen al omgezet tot dierlijke producten). 

Het behalen van het zogenaamde paritair of gelijkwaardig arbeidsinkomen was voor ons gezinsbedrijf echter niet weggelegd. Het heeft uiteindelijk de permanente landbouwcrisis niet overleefd…

—  Deze getuigenis komt uit de lezing die Wies de Troch gaf naar aanleiding van de boekvoorstelling van “Een wereld van verdoken slavernij“.

Het bredere verhaal uit de lezing van Wies kan je hier lezen