Ga naar de inhoud
Vlaanderen is te input-intensief

Vorige week bracht de onderzoeksinstelling van de Europese Commissie de eerste “Europese atlas voor bodembiodiversiteit” uit. Elders riep minister Schauvliege als voorzitter van de Europese leefmilieuraad op om “snel en efficiënt tot actie over te gaan” om het verlies van biodiversiteit te stoppen. Wervel gelooft samen met de minister heel sterk in het “economisch zichtbaar maken van biodiversiteit”. Dat zou Vlaanderen kunnen helpen de mestactie-soap voorgoed af te ronden.

Bodembiodiversiteit: onbekend is onbemind?

De atlas werd uitgebracht tijdens de conferentie “Soil, climate change and biodiversity: where do we stand?” in Brussel op 23-24 september. Verschillende wetenschappers gaven er een stand van zaken over het belang van bodembiodiversiteit voor klimaatverandering en duurzame landbouw. Overmatig gebruik van inputs en ploegen leiden tot een verlies aan organische stof. Zo is de ontwikkeling van de optimale bodembiodiversiteit onmogelijk. Lees oa. dit in de brochure Soil biodiversity – The factory of life van de Europese Commissie. Eén van de kaarten uit de atlas toont aan dat Vlaanderen bij de meest input-intensieve gebieden is in Europa, gemeten aan de hand van stikstofhoeveelheid.

Geen diversiteit, geen ecosysteemdiensten

Het beschikbaar maken (en vasthouden!) van nutriënten, het onschadelijk maken van pathogene schimmels, het aan elkaar kleven van bodempartikels, waterbuffering, koolstofopslag zijn allemaal ecosysteemdiensten die ‘gratis’ door de bodembiodiversiteit kunnen worden verschaft. Bij gebrek daaraan onstaat er een steeds groter kostenplaatje: voor de maatschappij, maar ook voor de landbouwers. De kosten van erosie, watervervuiling, afname van biodiversiteit door vermesting, en klimaatopwarming worden grotendeels afgewenteld op de maatschappij. Belangrijker voor de sector zijn de kosten die de landbouwer zelf moet dragen door gebrek aan ecosysteemdiensten.

Koolstofbeheer: wat levert dat op voor de boer?

De Zweedse universiteit van Lund onderzocht de evolutie van de gewasopbrengst en het inkomen bij een afname en toename van het koolstofgehalte. De voorlopige resultaten werden op de conferentie toegelicht. Er werd uitgegaan van een jaarlijkse afname van het koolstofgehalte met 1%, zoals in Zweden vandaag. Als deze trend zich doorzet tot 2035, zal de gewasproductie (in kg/ha) verminderen met 6%, en het landbouwinkomen (in EUR/ha) – afhankelijk van het gekozen beleid – verminderen met tussen de 27% en de 134%. Als de hoeveelheid koolstof daarentegen jaarlijks toeneemt met 1%, stijgt de gewasproductie in 2035 met 8%, maar ook het landbouwinkomen met 34 tot 170%, alweer afhankelijk van het gekozen beleid.

Tien jaar ploegloos

Een bodem die als een tapijt terugveertDat het organisch stofgehalte ook sneller kan stijgen, bewijst een praktijkvoorbeeld dat we niet ver moeten zoeken. Een akkerbouwer in Waals-Brabant boert al 10 jaar ploegloos op al zijn percelen en ziet de opbrengsten van suikerbieten, aardappelen, tarwe, gerst en koolzaad stijgen in vergelijking met zijn collega’s. Bovendien zijn de kosten gevoelig gedaald: voor brandstof, maar ook voor andere inputs. Gebruik van fungiciden is meer dan gehalveerd, kalium gedeeld door vijf, stikstof ook serieus verminderd. Insecticiden en fosfor worden helemaal niet meer gebruikt. Het organische stofgehalte steeg van 1,9 naar 2,4 in 8 jaar.

Samen met minister Schauvliege is Wervel ervan overtuigd dat “we niet kunnen verder gaan met business as usual”. Bijna letterlijk was dit in 2008 ook de hoofdconclusie van het IAASTD-rapport. Wij hopen dat de minister erin slaagt om de bodembiodiversiteit voor de landbouwsector economisch zichtbaar te maken en wensen haar veel succes!

Jeroen Watté

Lees ook: Katern Bodemvruchtbaarheid (PDF)