Ga naar de inhoud

Productierechten : vergeten balansposten in de Belgische landbouw

Het geschetste beeld verklaart waarom jonge boeren die een bedrijf willen starten of willen overnemen zozeer in de knel zitten. Op directe of op indirecte wijze worden rechten bevroren in de balans en komen tot uiting in een hoger eigen vermogen en een aanzienlijke verhoging van de rentelasten op de leningen.

inleiding

Op blz 25 toont Erik Mathijs in zijn boek "De nieuwe landbouw" tabel 5 : "Balans van de Belgische landbouw"

Voor 2001 staan daar aan activa : grondkapitaal (grond in eigendom) 9.095,3 miljoen euro en bedrijfskapitaal 6.093,3 miljoen euro, samen 15.188,6 miljoen euro. Aan passiva staan daar tegenover : eigen vermogen 9.645,7 miljoen euro en 5.542,9 miljoen euro aan leningen.

Pacht en huur van gronden en gebouwen vormen kosten die thuis horen op de resultatenrekening en zijn hier dus terecht weggelaten.

Ons lijkt deze balans onvolledig. In de loop van de laatste halve eeuw zijn heel wat ‘dubieuze’, dwz. moeilijk exact te berekenen balansposten in de landbouw binnengeslopen op grond van maatregelen die oorspronkelijk beperkingen waren, maar door hen aan wie de beperkingen zijn opgelegd, graag worden beschouwd als rechten, waaraan een waarde wordt toegekend en een kostprijs wordt gehangen zodra het moment van verzilveren daar is. Voorbeelden daarvan zijn : plafonds ofwel quotering in de melk- en suikerbietensector, nutriëntenhalte e.d.

In de jaren ’70 stegen de grondprijzen in de landbouw in waarde omwille van de beschermde melkprijs. In de jaren ’80 was het de prijs van het melkquotum die spectaculair steeg.

Ten aanzien van de laatste wijziging van het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, GLB, geldt een soortgelijke bedenking. De jaarlijkse bedrijfstoeslag, het equivalent van eerdere vormen van aan productie of aan oppervlakte gekoppelde steun, dreigt zich te verankeren in een prijsverhoging van de landbouwgronden. Die jaarlijkse toeslag is vooral goed voor uitbollende boeren, zelfs niet-boeren[1] kunnen ervoor in aanmerking komen.

Voor de startende boeren en ook voor boeren in vol bedrijf vormen productierechten een blok aan het been voor zover ze verworven moeten worden.

Hier volgt een poging om de diverse vormen van gevestigde rechten uit te drukken in geldbedragen om ze daarna toe te voegen aan de balans van de Belgische landbouw, zoals Erik Mathijs die weergeeft.


melkrechten

In 2000 had Vlaanderen 327.000 melkkoeien, Wallonië 267.000, samen 594.000 melkkoeien. Die produceerden in 2000 ongeveer 3.450 miljoen liter melk, gemiddeld ongeveer 5.800 liter per koe. Als we de waarde van het melkquotum per liter vaststellen op 1 euro, dan is dat een balanspost van 3.450 miljoen euro. We nemen aan dat er geen groot verschil zal zijn met 2001 en noteren dus die balanspost voor 2001.

 

suikerbieten

In 2000 teelde Vlaanderen suikerbieten op 34.410 ha en Wallonië op 56.800 ha, samen 91.200 ha. Eindproductiewaarde van het Vlaamse aandeel in 2000 : 106,9 miljoen euro, ofwel 3.107 euro per ha. Bij een productiekost van 1.600 euro/ha is de bedrijfswinst 1.507 euro/ha. Bij andere teelten ligt de bedrijfswinst aanzienlijk lager. Voor wintertarwe lag de eindproductiewaarde in 2001 op 883 euro/ha. Bij een productiekost van 500 euro/ha is de bedrijfswinst voor tarwe slechts 383 euro/ha. Het verschil per ha bij teelt van suikerbiet of wintertarwe bedraagt dan 1.124 euro. Het lijkt onredelijk om het totale verschil te wijten aan een verschillende benadering binnen het GLB, maar toch kan voorzichtig een bedrag van 500 euro/ha worden aangemerkt als de grondslag voor een berekening van het productierecht van suikerbieten, ofwel suikerbietenquotum. Bij 91.200 ha suikerbieten voor Belgie gaat het dus om een bedrag van 45,6 miljoen euro. We nemen aan dat er geen groot verschil zal zijn met 2001 en noteren dus die balanspost voor 2001.

 

mestrechten / nutriëntenhalte

Gerelateerd aan de toegelaten fosfaatproductie voor Vlaanderen op grond van de veestapel van 2001 is het eindbedrag 1.495 miljoen euro. Voor heel België zijn geen cijfers voorhanden. Laten we daarom voorlopig uitgaan van 2.500 miljoen euro.

Zie voor een benaderende berekening de tabel die bij Wervel kan worden opgevraagd.

 

jaarlijkse toeslagrechten op grond van GLB

Als subsidies op het zelfde niveau blijven als in 2001 (403,1 miljoen euro, zijnde het totaal aan subsidies (485,5 miljoen euro) minus de indirecte belastingen (82,4 miljoen euro)) en als ca 80% daarvan wordt omgezet in de jaarlijkse bedrijfstoeslag, dan gaat het om 320 miljoen euro voor heel België.  Er bestaat bij deskundigen de vrees – oa. bij Jacques Berthelot – dat die uitkering zich gaat vertalen in de prijs van de landbouwgrond. Voor de balans van de Belgische landbouw kan dit betekenen dat dit toeslagrecht wordt omgezet in een kapitaalspost voorzover de grond in eigendom is. Volgens Mathijs blz 25 is in 2001 59,4% van de landbouwgronden geen eigendom van de boer. Wij moeten ons dus richten op 40,6% van de gezamenlijke jaarlijkse toeslagrechten, 40,6% van 320 miljoen euro = 130 miljoen euro. Bij een 5% rentevoet is dat gekapitaliseerd 2.600 miljoen euro. Misschien zal dit effect zich niet voor 100% doorzetten, maar voor 80%. Dan wordt het balanskapitaal : 0,8 x 2.600 miljoen euro ~= 2.100 miljoen euro.
 

aangevulde balans van de Belgische landbouw in miljoen euro (basis 2001)

 

Activa

 

passiva

 

eigen grondkapitaal

9.095

eigen vermogen

9.645

bedrijfskapitaal

6.093

leningen

5.543

melkquotum

3.450

 

 

bietenpremie

46

toegevoegd eigen vermogen

4.300

mestquotum

2.500

toegevoegd leningen

3.796

toeslagrechten

2.100

 

 

totaal

23.284

 

23.284

 
Ten opzichte van de cijfers van Mathijs (15.188 miljoen euro) zijn de activa nu verhoogd met 8.096 miljoen euro tot een totaalwaarde van 23.284 miljoen euro. Voor een deel kan dit extra worden aangemerkt als eigen vermogen, nl. in zoverre de productierechten zijn ontstaan in een bedrijfsfase voorafgaand aan een bedrijfsverkoop, -overdracht of -vererving. Voor de reeds lang bestaande rechten zoals melkquotum en bietenpremie nemen we aan dat deze nog maar voor 20% als manna, dat wil zeggen : uit de hemel toegevallen aan het bedrijfsvermogen, kunnen worden beschouwd, immers in zeer veel gevallen – wij nemen aan 80% – zijn deze rechten al eens verzilverd; voor het mestquotum gaan we uit van 60% en voor de pas ingevoerde toeslagrechten van 100%. Het toegevoegd eigen vermogen gaat dan bedragen : (3.450 + 46)*0,2 + 2.500*0,6 + 2.100*1 = 4.300 miljoen euro. Het overige aan productierechten, 8.096 – 4.300 = 3.796 miljoen euro, betekent een toename van de leningen.

Ten opzichte van de oorspronkelijk door Mathijs opgenomen leningen (5.543 miljoen euro) is dit een verhoging van de leningen met 70%.

 

startkansen van jonge boeren

Het geschetste beeld verklaart waarom jonge boeren die een bedrijf willen starten of willen overnemen zozeer in de knel zitten. Op directe of op indirecte wijze worden rechten bevroren in de balans en komen tot uiting in een hoger eigen vermogen en een aanzienlijke verhoging van de rentelasten op de leningen.

De waardering van de productierechten is in de praktijk zeer divers. Bij een vererving binnen een loyale familie zal van de jonge overnemer niet het onderste uit de kan worden gevraagd. Maar er zijn ook situaties waarin geen opvolger in eigen familie of naaste kring wordt gevonden. In dat geval is de mogelijke strategie heel anders, onder druk ook van een tekortschietende oudedagsvoorziening van de oud geworden boer(in). Hij/zij zal de boerderij en de daarmee verbonden gronden en rechten stapsgewijs uitventen aan de meestbiedende, dwz. hij/zij gaat de boerderij opeten. Daar kunnen jaren overheen gaan. En het gaat daarbij bepaald niet alleen om de kleine, weinig toekomst biedende boerderijen maar ook om grote, op zichzelf levensvatbare bedrijven.

Er is in deze benadering geen onderscheid gemaakt naar de rechtsvorm waarin het bedrijf wordt gedreven, omdat de beschikbare gegegevens dat niet toelaten. In veel gevallen waarin sprake is van een familiebedrijf zal er niet eens een volledige administratie zijn en zelden een jaarbalans. Belastingafdracht geschiedt dan in veel gevallen op forfaitaire basis. Boeren echter, die zich terecht tegen stroppen hebben ingedekt door vorming van een coöperatie of van een bvba, zal bovenstaande waardering van productierechten in balansposten aanspreken. Zij zullen daarmee wellicht reeds vertrouwd zijn.

Gert Coppens, 051004

met dank aan de Wervelaars die gegevens hebben aangeleverd.

(cijfers zijn ook ontleend aan Erik Mathijs : "De nieuwe landbouw", Acco, 2004 en aan publicaties van VILT en ALT)



[1] Toeslagrechten voor niet-boeren kan niet automatisch. Maar . . .

In de praktijk zien we dat dit heel eenvoudig is als betrokkene genoeg grond ter beschikking heeft om die toeslagrechten te "activeren".

Twee voorwaarden om de toeslag te krijgen:
– BTW-nummer aanvragen voor landbouwactiviteit
– bij Ministerie van landbouw een producentennummer aanvragen.
De derde administratieve voorwaarde nl. om officieel boer te zijn (aansluiting bij sociale kas als landbouwer) is voor de toeslagrechten niet eens vereist !